Wethouders op studiedag
© Anja KrabbenMet de studiemiddag over kostendekkend begraven afgelopen april, hoopte de LOB vooral gemeentelijke beleidsmakers te lokken naar het hotel in De Bilt. Liefst ook de hoogste beleidsmakers: de wethouders. Dat is aardig gelukt. Onder de 66 deelnemers waren negen wethouders. Twee van hen vertellen wat ze ervan hebben opgestoken.
Februari vorig jaar startte in De Begraafplaats de rubriek ‘De wethouder’. Belangrijke aanleiding: de veelgehoorde klacht onder beheerders van gemeentelijke begraafplaatsen ‘dat de wethouder zich nooit op de begraafplaats laat zien’ en dus eigenlijk niet weet wat daar speelt. Daar zouden wij van de redactie dan wel even voor zorgen, tenminste bij enkelen van hen, met een nieuwe rubriek. Standaard werd en wordt aan ‘de wethouder van dienst’ deze vraag gesteld: wanneer was u voor het laatst als wethouder op een begraafplaats in uw gemeente? De antwoorden vielen eigenlijk reuze mee, en misschien is er ook wel wat veranderd de laatste jaren en zijn gemeenten en hun wethouders meer dan vroeger bereid hun begraafplaatsen serieus onder de loep te nemen. Maar dan hopelijk niet om te kijken of afstoten mogelijk is. Zo vertelde de inleider en medeorganisator van de studiemiddag Jan Koster van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) dat hij de laatste jaren vooral veel vragen kreeg van begraafplaatsen over privatisering.
Als je de middag één samenvattend motto kon meegeven, dan was het wel dit: ‘houd de begraafplaatsen in eigen beheer, en houd ook alle overige activiteiten die daar plaatsvinden, zoals cremeren, in eigen beheer’.
Enige scepsis
Marcel Blind en Gerard den Boer zijn twee van de negen wethouders die in De Bilt aanwezig waren, respectievelijk uit Olst-Wijhe en Korendijk, twee kleine gemeenten. De meeste sprekers op de middag waren echter afkomstig van stedelijke en/of grote begraafplaatsen. “Er zat geen echte plattelandsgemeente bij,” zegt Blind. Maar anders dan sommige andere deelnemers, hebben zij zich daar niet aan gestoord.
Door de gemeentelijke fusies van de laatste jaren hebben kleine gemeenten weliswaar geen grote, maar vaak wel erg veel begraafplaatsen. Eén gemeente kan zo maar liefst 21 begraafplaatsen hebben, zo bleek tijdens de studiemiddag. Voor de gemeente Olst-Wijhe gaat dat niet op. Hier betreft het een fusie van twee gemeenten, die als nieuwe gemeente ‘slechts’ drie begraafplaatsen beheert.
In Korendijk ligt dat anders. Na een fusie van vier gemeenten is Gerard den Boer nu wethouder van zeven begraafplaatsen. “Maar dat kunnen er veel meer worden. Er wordt gesproken over een fusie met nog vier gemeenten uit de Hoeksche Waard, om te komen tot één gemeente van bijna 85.000 inwoners. Op 17 december 2015 wordt hierover de beslissing genomen, door de raden, niet door de colleges.” Korendijk is niet voor, aldus Den Boer. “Eigenlijk gaat het om de keuze tussen twee mogelijkheden: fuseren of versterkt ambtelijk samenwerken. Dat laatste gebeurt al veel.” En dat is wat hij ook ziet als een goede oplossing voor ‘zijn’ begraafplaatsen van de vier kernen. “Meer samenwerken, zoals samen machines aanschaffen bijvoorbeeld.”
Zowel Den Boer als Blind – beiden wethouder sinds april 2014 – zeggen zich actief met de begraafplaatsen te willen bemoeien. Den Boer: “Begraven was een vast item in het coalitieprogramma. Bij de portefeuilleverdeling was het de keuze van de SGP om begraafplaatsen in de portefeuille te krijgen.” Hij is zich daarbij overigens terdege van bewust dat hij goed moet luisteren naar de mensen die op de begraafplaats werken. Het zijn heel gedreven mensen. Dus bij alles wat ik doe zal ik zeker naar hen luisteren. Niemand heeft er iets aan als ik ze tegen me in het harnas jaag. Een wethouder komt en een wethouder gaat. Zij werken er al jaren.”
Marcel Blind heeft niet zelf gekozen voor de begraafplaatsen. “Het is via Openbare Werken bij mij in de portefeuille gekomen.” Maar ook hij wil zich er serieus mee bezighouden. Dat hij naar De Bilt is gekomen mag daar een voorbeeld van zijn. Hij werd ‘getriggerd’ door het thema van de middag: ‘Kostendekkend begraven. Dat kan!’ Vooraf zegt hij: “Hoe dan? Ik heb wel enige scepsis, zie ik dan iets over het hoofd? Ik heb absoluut hoge verwachtingen van de middag. Absoluut.” De drie begraafplaatsen van Olst-Wijhe zijn ‘verre van kostendekkend’ zegt hij. “En qua tarieven kunnen we niets doen, we zitten al aan de bovenkant in vergelijking net de begraafplaatsen in de buurt.”
Den Boer zegt hetzelfde: “Er is nu één tarief voor alle begraafplaatsen in Korendijk, maar we zijn prijzig als ik het vergelijk met omringende gemeenten.”
Beiden zeggen dat ze tariefverhoging absoluut niet zien als oplossing om teruglopende grafinkomsten terug te draaien. Den Boer: “Ik kijk juist of het tarief naar beneden kan. We hebben daarover ook klachten ontvangen van bewoners. Je wilt toch niet indirect het cremeren stimuleren door te hoge grafprijzen?”
Het verschil tussen de twee is dat op de begraafplaatsen van Korendijk nog 3 fte werkzaam is, terwijl in Olst-Wijhe er bijna uitsluitend met vrijwilligers wordt gewerkt. Blind uit Olst-Wijhe: “Het graven delven is uitbesteed, we hebben amper fte op de begraafplaats, en voor het groenonderhoud hebben we mensen van de werkvoorziening.”
Gepassioneerd
En, zijn de hoge verwachtingen van de middag uitgekomen? Blind: “Ik heb geen klip-en-klaar antwoord gekregen op de uitdagende bewering dat kostendekkendheid kan en hoe ik dat dan moet doen. Maar dat had ik ook niet verwacht. Het was een middag met veel informatie en veel tips. Dat op onze website slechts summiere informatie te vinden is over de begraafplaatsen, dat moet anders. Overigens heb ik dat als oud-internetondernemer zelf ook al eens gezegd. Er wordt veel gecremeerd bij ons, maar wij hebben nauwelijks asbijzettingen; hoe kan dat. Ik heb driftig zitten schrijven. Dat wordt uitgewerkt en besproken in een overleg met ambtelijke adviseurs. En we gaan er snel mee aan de slag, we moeten het niet laten wegebben. Het was absoluut geen weggegooide middag. De diversiteit was goed en voldoende. Mevrouw Meuris sprak zeer gepassioneerd, dat vind ik mooi. Dan boeit het ook meteen.”
Spreekster Arja Nobel heeft hem aan het denken gezet. Zij wees erop dat het belangrijk is de reële kosten van de begraafplaats in beeld te brengen. Haar ervaring is dat dit bij veel gemeentelijke begraafplaatsen vaak niet duidelijk is. Ook onderhoud groen hoort daarbij. Ook heeft Nobel gezien dat de vreemdste zaken op de begroting bij begraafplaatsen stonden. “Zelfs sportvelden en de kleding van de bode.” En dan de overheidskosten – Nobel is percentages tegengekomen die uiteenlopen van 3 tot 45 procent. Daarom: “Onderzoek of alle aan de begraafplaats toegeschreven kosten terecht zijn,” adviseerde ze. “Vlooi alles uit. Dat levert meestal geld op.”
Ook Marie-Louise Meuris vertelde dat als beginpunt van de weg naar kostendekkendheid te zien: “Breng in kaart wat de werkelijke kosten en inkomsten zijn. Misschien blijken er dan wel veel meer begraafplaatsen kostendekkend te zijn dan we nu denken of weten.” Blind neemt het allemaal ter harte. “Wij gaan daar uitgebreid onderzoek naar doen.”
Den Boer zei vooraf dat hij hoopte vooral mooie voorbeelden te horen van burgerparticipatie. Hij is tevreden. “Spreekster Anja Vink (van r.k. Begraafplaats Buitenveldert die veel vrijwilligers heeft rondlopen, red.) gaf nuttige tips. Ze wees erop hoe belangrijk het is dat vrijwilligers goed worden begeleid.” Vink had gezegd: “Eén iemand van de begraafplaats is er één dag in de week mee bezig.”
Den Boer: “We hebben veel herfstbladeren in het najaar, het zijn mooi zijn als we daar vrijwilligers voor kunnen inzetten die de bladeren vegen. Waarom zouden we bijvoorbeeld mensen met een uitkering niet om een tegenprestatie mogen vragen?”
Andere genoemde mogelijkheden om de begraafplaats meer te integreren in de samenleving, vindt hij niet toepasbaar in Korendijk. “Robuuste begraafplaatsen die je als openbaar groen kan zien, hebben we niet. Misschien zou hooguit de begraafplaats van Oud-Beijerland, die iets meer binnen de kern ligt, kunnen worden gebruikt als wandel- en groengebied.”
Oud-ondernemer
Het belangrijkste is: goed naar je eigen begraafplaats kijken, en weten wat de bevolking wil. Wat dat betreft gaf Arja Nobel een advies dat voor sommigen vast als een opluchting kwam, omdat het idee dat je van alle markten thuis moet zijn en zoveel mogelijk verschillende diensten moet aanbieden ‘en dan komen de klanten vanzelf wel’, niet altijd opgaat. Nobel: “Soms moet je juist minderen, want soms is er helemaal geen behoefte aan een bepaalde dienst.”
En hoeveel begraafplaatsen kunnen denken aan een crematorium als extra inkomstenbron (zoals Hilversum) of een brasserie (zoals r.k. Buitenveldert in Amsterdam)? Maar weinigen. Vink: “Het gaat erom dat je kijkt wat bij jou past.” Haar brasserie loopt erg goed, maar dat komt omdat er veel kantoren in de directe omgeving zijn, er zelfs nog meer bij komen en het een buurt is waar weinig horeca is. “Dus de mensen van de kantoren komen bij ons lunchen.”
Maar, en daar was iedereen het over eens: áls een crematorium de oplossing is, zet hem dan op de begraafplaats en exploiteer hem zelf! Nobel legde uit waarom: “1. Omdat het een goede inkomstenbron is.” (Misschien niet direct, maar wel op de lange termijn.) “2. Omdat als je een andere partij op jouw begraafplaats een deel van de dienstverlening laat verzorgen, je daar dus ook geen zeggenschap meer over hebt.”
Henk Kooreman van begraafplaats Rhijnhof in Leiden kon dat later alleen maar beamen. Het crematorium op zijn begraafplaats is van Dela. “En die hebben nu eenmaal een ander belang dan jij als begraafplaats.”
En nee, helaas, zoals iemand uit de zaal vroeg: niemand kende voorbeelden van gemeenten die een crematorium wisten terug te halen of kopen.
Vink: “Het is ook gewoon leuk om als begraafplaats als ondernemer op te treden.” Een opmerking die Blind, “als oud-ondernemer”, erg aansprak. “En ook dit spreekt mij als oud-ondernemer aan: de klant centraal stellen.” Hij is van plan te gaan onderzoeken wat de inwoners van Olst-Wijhe willen. Hoe hij dat gaat doen weet hij nog niet. “Maar het moet niet zo worden dat we gaan trekken aan een dood paard en begraafplaatsen koste wat kost openhouden.”
Of per se streven naar kostendekkendheid. Ook in Korendijk is dat geen doel. Den Boer: “Moet alles wel kostendekkend? Het antwoord is nee, zoals de gemeente dat verleden jaar officieel heeft vastgelegd als beleidsvoornemen.” Wel vindt de gemeente het belangrijk dat elke kern blijft beschikken over een eigen begraafplaats.
Ook Arja Nobel vindt kostendekkendheid geen doel op zich, dat iedere begraafplaats zou moeten nastreven. “Begraafplaatsen zijn een onderdeel van de maatschappij en hebben behalve begraven nog heel andere waarden.” Zoals groen, recreatie, historische betekenis, et cetera.
Zoals bij sommige begraafplaatsen en gemeenten samenwerking het sleutelwoord zal blijken te zijn, geldt voor andere begraafplaatsen misschien wel dat ze het beste gesloten kunnen worden.
Tot slot een positieve afsluiter, die in De Bilt door Marie-Louise Meuris de zaal in werd ‘gegooid’: “Het begraven neemt weer toe,” vertelde ze enthousiast. Maar dan vooral onder nieuwe groeperingen, zoals moslims die niet willen of mogen cremeren. Wat dat kan betekenen voor de Nederlandse begraafplaatsen, daar hebben we het vast over op een volgende LOB-VNG-studiemiddag.