Begraafplaats als Volkstuinpark
© Marjon WeijzenEen Weense begraafplaats kent naast familiegraven ook ‘tuingraven’: graven die verhuurd worden om te tuinieren. Er worden groenten zoals tomaten en aubergines gekweekt. Ook zijn er graven met minibiebjes en kunnen stadsbewoners er hun keukenafval composteren. Urban Gardening am Friedhof.
Walter Pois bij een graf met rode pepers
Moestuinieren op een begraafplaats? In mijn toch behoorlijk groene vriendenkring trekt menigeen een vies gezicht. “Dat mag helemaal niet,” reageerde een tuinvriendin. Nota bene onze plaatselijke begraafplaatsbeheerder had haar dat sterk afgeraden, “vanwege kwalijke lijksappen.”
Toch heb ik het idee om groenten te verbouwen op een begraafplaats wel een aantal keren langs zien komen – als marketingstunt op een uitvaartbeurs, en op een ongebruikt grafvak in Eindhoven – maar in Nederland zag ik nog niet eerder sla of kool op een graf. In Wenen bestaan ‘grafgroenten’ wel, las ik enige tijd terug in een kort berichtje in De Begraafplaats. Ik ben een fervent moestuinier, dus een vakantiebestemming was geboren. Hoe mooi is het om vrijgekomen graven te gebruiken voor eetbare stadsnatuur?
Naturgarten
Toch kan ik me weinig voorstellen bij de grafmoestuintjes op het Evangelischer Friedhof Matzleinsdorf, en op de website zie ik er geen voorbeelden van. Maar ze zijn er wel degelijk, mailt begraafplaatsbeheerder Walter Pois, die ik er naar vraag, en ik ben welkom om te komen kijken.
Ik integreer mijn bezoek in een fietsvakantie. Kort voor vertrek mail ik Pois, dat ik op de fiets stap maar nog niet kan aangeven wanneer we in Wenen zullen arriveren. “Geen enkel probleem,” schrijft hij per ommegaande terug, ik moet maar laten weten wanneer ik er ben, dan maakt hij tijd voor me vrij. En inderdaad, als ik op een warme benauwde morgen door de reusachtige stad fietsend de begraafplaats bereikt heb, neemt hij ruim de tijd voor een rondleiding. En die gaat niet alleen langs de groentegraven, want er is op de begraafplaats veel meer de moeite waard. De begraafplaats is een officieel Weense ‘Natuurtuin’, er is een ‘afkoelplek’ – zoals je die in alle Middel- en Zuid-Europese steden tegenwoordig vindt – en er zijn openbare leesplekken – ingebouwd in grafmonumenten.
Vanwege mijn gebrekkige Duits zie ik wel enigszins tegen het gesprek op. Communiceren per mail was tot nu toe gemakkelijk – leve Google-translate! – maar als ik Walter Pois ontmoet, zijn de zenuwen snel over: ik hoef de enthousiaste beheerder maar af en toe een vraag te stellen, dan praat hij in goed verstaanbaar Duits honderduit.
Het eerste wat Pois laat zien is het schildje ’Naturgarten’, bij de ingang van de begraafplaats, een ommuurd gebied achter een flinke koepelkerk. Bij die ingang is een fraaie bloemenwinkel, die ook plantgoed en potgrond verkoopt – alles biologisch – en tuingereedschap, dat je er ook kunt ‘leasen’.
Aan de begraafplaats is op het eerste gezicht niets opvallends te zien, of het moet zijn dat er veel ‘grasgraven’ zijn. “Een typisch Weense gewoonte,” vertelt Pois. De 25 medewerkers zijn er maar druk mee, want de mini-gazonnetjes vergen veel maaien en water geven. Geen wonder dat ze graag experimenteren met het omzetten naar ‘bloemrijke graslandjes’. Dat verloopt overigens nog niet erg succesvol, laat Pois zien. Dus, Nederlandse beheerders: laat u voorlichten over groenteteelt, en deel uw kennis over bloemrijk grasbeheer!
Tomaten
En dan staan we opeens bij een groentegraf. Een graf met tomaten. Wat ik niet verwacht had: de zerk staat er nog, met naam en overlijdensdatum. Geschokt vraag ik wat de nabestaanden daarvan vinden. Pois kijkt me verbaasd aan. Hij heeft niet eens overwogen om de nabestaanden op de hoogte te stellen van het nieuwe gebruik van het graf. Het is heel simpel, legt hij uit: “Voor het graf wordt niet meer betaald, dus wij moeten het onderhouden, of het veronkruidt.” Het graftuinieren – ‘urban gardening’ – werd geïntroduceerd om de begraafplaatsbegroting rond te breien. Pois vermoedde dat er belangstelling voor zou zijn: “We zitten hier midden in Wenen, de meeste omwonenden en ‘omwerkenden’ – mensen die in de omgeving van de begraafplaats werken – hebben zelf geen tuin.” De begraafplaats vraagt 89 euro huur per graf per jaar.
Graf met diverse groentes. Foto: Walter Pois
Het begon als een experiment voor de eigen medewerkers, die er hun groenten konden verbouwen: tomaten, paprika’s, pepers, aubergines – het is er zomers warmer dan bij ons –, maar ook sla en bloemkolen.
Graf met bloemkolen. Foto: Marjon Weijzen
Dit jaar zijn er zestig graven verhuurd. De meeste deelnemers houden het bij één graf, maar er zijn er ook die op twee of drie graven tuinieren. En naast groenten, fruit (vijgen, een banaan) worden er ook kruiden en bloemen geteeld.
“Het trekt zowel jonge als oude tuinliefhebbers,” vertelt Pois, “en zowel nabestaanden die een graf bezoeken als stedelingen die alleen voor het tuinieren komen, en voor de schoonheid en de rust van de begraafplaats.” De begraafplaatsbeheerder ziet mooie ontmoetingen tussen grafbezoekers en tuiniers. En nee, er hebben geen nabestaanden geklaagd.
“Hebben de mensen geen moeite met het verbouwen van groenten op de doden?,” vraag ik in onbeholpen Duits. Pois lacht: “Groentes wortelen relatief ondiep, in de bovenste dertig centimeter, en bovendien: de laatste dode is meer dan tien jaar geleden begraven, op minstens een meter diepte.” Hij heeft de bodem laten onderzoeken: er zijn geen schadelijke stoffen aangetroffen. “Er wordt geen as verstrooid op Matzleindorf,” vertelt de beheerder. “Gelukkig maar, want anders zou het verbouwen van eetbare gewassen moeten worden afgeraden, vanwege giftige stoffen in de as.” Dat lijkt mij – in ieder geval onder de Nederlandse milieuregels voor crematoria – geen bezwaar, maar zou misschien nog eens onderzocht moeten worden.
Een andere vraag is hoe lucratief de tuingraven zijn. De 5340 euro aan inkomsten wegen immers niet tegen de extra kosten op – alleen al de uren die de beheerder met journalisten over de begraafplaats loopt …
Pois ziet dat anders: “De tuiniers betalen ervoor om de begraafplaats te onderhouden en zorgen ook voor ontmoetingen en vergroten de biodiversiteit, kortom ze verlevendigen de begraafplaats.”
“Bovendien trekt het nieuwe mensen,” merkt Pois op bij het graf van iemand die er nog maar kort ligt. “Deze mensen kozen voor onze begraafplaats omdat ze op het graf wilden moestuinieren. En ze huren ook het graf ernaast.”
Goudvissen
Op de begraafplaats gebeurt nog veel meer dat het predicaat ‘Natuurtuin’ rechtvaardigt. Zo zijn er ‘egelhotels’: schuilplaatsen in niet meer gebruikte grafkelders, onder grafstenen en zorgvuldig gestapeld snoeihout. Tegen een muur is met een vernevelinstallatie een ‘afkoelplek’ gemaakt, zoals ik die in allerlei steden onderweg al gezien heb. Hier zijn het enkele zitjes in de schaduw. Er worden eigen geteelde noten- en vruchtbomen geplant waar bezoekers van kunnen plukken. In een waterbak zwemmen goudvissen. “Leuk voor kinderen.”
Het nieuwste project is gezamenlijk composteren op de begraafplaats. Veel stadsbewoners hebben geen plek om hun keukenafval zelf te composteren. Zij kunnen het op de begraafplaats in een bak kwijt waar de begraafplaatsmedewerkers het aanvullen met groenafval en het verwerken tot bruikbare compost. Omwonenden en grafbezoekers kunnen die compost ook gebruiken voor het grafonderhoud, of voor een potplant thuis. Hoe mooi is dat?
Minibieb
Een ander initiatief is het hergebruiken van nissen in grafmonumenten voor boeken. Zo’n boek kun je dan mooi gaan zitten lezen op een bankje of zitje op de begraafplaats.
Walter Pois besluit de rondleiding bij het mooiste groentegraf: een monumentaal familiegraf dat door een ervaren en esthetisch ingestelde moestuinier gehuurd wordt. Bij dat graf stel ik mijn laatste vraag: zijn groentegraven ook iets voor in Nederland? Pois denkt dat ze in stedelijke gebieden zeker bestaansrecht hebben. “Op het platteland werkt het niet, daar kan iedereen in de eigen tuin aan de slag.”
Maar in Amsterdam moet er zeker animo voor zijn. Op de website van Volkstuinpark Buitenzorg zie ik dat de wachttijd voor een tuin tien tot vijftien jaar is. De tuinvereniging heeft honderd tuinen en tweehonderd mensen op de wachtlijst. Gemiddeld komen er vijf tuinen per jaar vrij. Daar moet een verdienmodel te bedenken zijn.
Bananenboom. Foto: Marjon Weijzen