Vier vrouwelijke kanjers in een mannenwereld

Vier vrouwen ontmoeten elkaar in caféRoosenburgh in Amsterdam. Alle vier hebben zij iets bijzonders gemeen:stuk voor stuk zijn zij leidinggevende op een begraafplaats. In het café wordt gesproken over de begraafplaatswereld als een (nog) typischemannenwereld.

Vier vrouwelijke kanjers in een mannenwereld

© Anja Krabben

Vier vrouwen ontmoeten elkaar in caféRoosenburgh in Amsterdam. Alle vier hebben zij iets bijzonders gemeen:stuk voor stuk zijn zij leidinggevende op een begraafplaats. In het café wordt gesproken over de begraafplaatswereld als een (nog) typischemannenwereld.

Over de vraag of het belangrijk is dat er meer vrouwen komen – en zo ja, waarom. Maar ook stellen ze vragen als: geven vrouwen anders leiding dan mannen? En zou een vrouwelijke LOB-voorzitter wenselijk zijn? Afgesproken wordt dat er grof mag worden veralgemeniseerd: uitzonderingen worden absoluut buiten beschouwing gelaten, anders kun je geen enkele stellige uitspraak meer doen.

Het was nog behoorlijk lastig een ochtend te vinden waarop allen konden, met al die drukke agenda’s. Het lukte gelukkig toch, omdat alle vier de vrouwen zo graag wilden. Vrouwen als leidinggevende op een begraafplaats zijn sterk in de minderheid; dan is het altijd leuk en speciaal om collega’s te ontmoeten. Dat zijn: Monique Kiekenbosch uit Enschede, Nicole Zemering uit Rotterdam, Ina Hoogenboom uit Heiloo en Marie-Louise Meuris uit Amsterdam.
Op één na zijn de vrouwen direct als leidinggevende op de begraafplaats begonnen. Monique zag het in eerste instantie zelfs geheel niet zitten. Ze was gelukkig in haar functie als leidinggevende bij de afdeling Milieu van Enschede. Het was de grote vuurwerkramp die haar uiteindelijk dwong tot de verandering. “Ook al hadden we er als afdeling weinig mee van doen (ik was leidinggevende van de technische club, die bodemonderzoek en
geluidsonderzoek deed en feitelijk stonden we buiten het verhaal van de vergunningen en het handhavingstraject), maar toch werd onze hele afdeling ‘weggeslachtofferd’. Alles moest anders worden. Ze zochten op dat moment een nieuw hoofd voor de begraafplaats. Dat doe ik niet, dacht ik, een beetje achter de heg gaan zitten. Ik had gewoon geen idee wat het inhield. Ik ben toch gaan praten, heb met mensen over het erf gelopen en ik was verkocht. Ik geef nu leiding aan ongeveer evenveel mensen als voorheen. Ik vond iedereen zo betrokken bij de begraafplaats en de nabestaanden, ik moest daar in het begin echt aan wennen. Ik heb geen seconde spijt gehad van mijn beslissing.”
Ina werkte al als vrijwilligster bij de kerk. “Ik was bloemendame en verzorgde de altaarstukken,” vertelt ze, toen de man die de administratie van de begraafplaats deed er mee ophield. “‘Ina, is dat niet wat voor jou,’ zei de pastoor.” En zo werd Ina vrijwillig beheerder van het Willibrordushof in Heiloo, een kerkhof waar iedereen vrijwilliger is. “Ik heb nu geen tijd een betaalde baan te zoeken, maar dat vind ik niet erg, omdat ik het erg leuk werk vind.” Misschien is ze niet ambitieus en heeft ze weinig beslissingsbevoegdheid, “als ik een nieuwe graflift nodig heb, moet ik dat vragen”, maar ze doet meer dan nodig is en heeft bijvoorbeeld ‘al twee keer’ de LOB-regiovergadering georganiseerd. “En het bestuur – alleen mannen – luistert wel naar me.”
Nicolien is door het Bisdom Rotterdam, waar ze op dat moment stafmedewerker was, gevraagd of ze directeur van St. Laurentius wilde worden. “Het ging niet goed op de begraafplaats. Er zat een slechte directeur waar het Bisdom vanaf wilde. Ik ben gevraagd òmdat ik vrouw was. Ook omdat ze mij al kenden, ze wisten hoe ik ben – duidelijk en direct -, maar zeker ook vanwege de vrouwelijke inbreng. De begraafplaats was verwaarloosd. Ze kozen voor een andere benadering. Ik heb het van de week nog aan mijn mannen gevraagd: is het anders met een vrouw aan het hoofd? Ik let vooral erg op de details, zeiden ze. Klopt. Ik zeg altijd: “Puntjes op de i, heren. Het moet goedgekeurd worden door de Nederlandse Vereniging voor Huisvrouwen. We gaan niet een grasveld bijharken en dan niet de randjes bijwerken.”
Monique: “Ik heb, op één vrouw na, alleen maar mannen werken. Ik was al gewend met vooral mannen te werken. Andersom moesten ze meer aan mij wennen. Er had altijd een man aan het hoofd gestaan. Enige weerstand was er wel; ik moest ze voor me winnen en laten zien dat ik verstand van zaken had.”
Marie-Louise herkent dat. “Er werken bij ons al enige tijd vrouwen. Toen het crematorium werd gebouwd in 1994 zijn er veel vrouwen binnengestroomd, vooral als koffiedame. De meeste mannen die er werkten waren er al heel lang, bij hen hing de sfeer van een familiebedrijf, en ze waren ook erg hiërarchisch, gingen bijna in de houding staan als ik binnenkwam. Een vrouw aan het hoofd was best bijzonder – ook al was er in het verre verleden wel eens een vrouw geweest en was er vlak voor mij een vrouwelijke interim leidinggevende. Er zijn weddenschappen op mij afgesloten: ‘dat meisje geven we een jaar’. Nu, ze hebben mij totaal verkeerd ingeschat, ik heb de weddenschap al lang gewonnen.”

Hormonen
Op De Nieuwe Ooster is het hoofd Buitendienst een man, het hoofd Binnendienst een vrouw. Dat zal niet toevallig zijn. Vrouwen op de begraafplaats werken vooral in de koffiekamer en achter de balie of op kantoor. De mannen werken buiten op de begraafplaats. Hoe komt dat? Marie-Louise: “Vrouwen zijn moeilijk te vinden voor de buitendienst.” Monique: “Het is nu eenmaal fysiek zwaar.” Ina: “Ik denk ook wel eens bij mezelf, zie ik mezelf op zo’n kraan zitten? Nee, ik zou het niet kunnen.” Marie-Louise: “Er zijn echt wel vrouwen die dat ook kunnen, het is eerder omdat het lastig is je als vrouw te handhaven tussen de boys. Die ene vrouw die bij ons in de buitendienst werkt is ‘man tussen de mannen’, en dat bedoel ik op een goede manier. We hebben eerder een vrouw in de buitendienst gehad, die was erg bezig met spirituele zaken; ze was anders, en ze was snel weer weg. Het zijn allemaal schatten, mijn mannen, maar stel je als man vooral niet kwetsbaar op. Een werknemer met psychische problemen die met mij kwam praten, zei ‘had ik maar wat aan mijn arm, dan was het zichtbaar dat ik wat heb.’ Wat dat betreft is het echt nog een ouderwetse, besloten mannenwereld. Stel je bent homoseksueel, ik denk dat je het dan behoorlijk moeilijk zult hebben. Ik ben heel open en praat over alles, maar dat lukt dus niet altijd.” Praten over de psychische belasting die het werk met zich meebrengt doen mannen niet snel. Marie-Louise: “Dat regelen wij zelf wel, zeggen ze al snel. Maar als er ouders overlijden, en dat gebeurt best vaak want er werken veel vijftigplussers bij ons, dan zie ik vanaf een afstand dat er iets met ze gebeurt. Ik laat ze dan weten dat ze altijd langs kunnen komen, en hun werk kunnen aanpassen. Als ik ze tegenkom in de wandelgangen praat ik onder vier ogen met ze, maar ik moet dat vooral niet formaliseren.”
Klopt het dat vrouwen meer oog hebben voor werknemers die het moeilijk hebben? Kun je zeggen dat leidinggevende vrouwen het welzijn van het personeel belangrijker vinden dan de omzet, zoals Wim van Midwoud elders in dit nummer (p. 45) beweert? Ina: “Als je goed bent voor je personeel, merk je dat in je omzet.” Monique: “Ja, het personeel is heel belangrijk. Ik kijk minder naar de omzet. Hoewel dat wel steeds meer in beeld is vanwege de bezuinigingen die op ons afkomen. Maar het personeel is het belangrijkste, want zij moeten de omzet maken. Zij moeten goed in hun vel zitten en dat kost ontzettend veel tijd. Dat beslaat zelfs het grootste deel van mijn werkdag. Oprechte waardering en echte belangstelling moet je hebben, en niet omdat het toevallig in je agenda staat. Of de belangstelling echt is hebben mensen zelf snel genoeg door.” Monique weet wie er wel en niet getrouwd zijn, wie kinderen heeft, de namen van de kinderen. Ze belt de mensen op met verjaardagen. “In het begin vonden ze dat verrassend. Maar ik vind het zelf ook leuk als ik gebeld word als ik jarig ben. Dat waren ze niet gewend. Ik bezocht de begrafenis van een moeder van een collega. Hij vond dat heel bijzonder en was ontroerd. Ik vind dat heel normaal.”
Nicolien: “Ik ben misschien toch wat anders. Ik zie het personeel als een instrument om tot een goede omzet te komen. Dus moet je uiteraard goed voor ze zorgen, maar ik ben niet heel wezenlijk bij ze betrokken. Functieomschrijvingen, functioneringsgesprekken, dat zijn voor mij instrumenten. Ik haal mijn voldoening uit het feit dat het bedrijf goed draait en dat de nabestaanden en het personeel het goed hebben, maar dat laatste is geen doel op zich. Ik ben er niet voor het personeel. Het personeel is onderdeel van het geheel.”
Ina: “Krijgen jullie een bloemetje van de mannen als je jarig bent? Ik niet.”
Marie-Louise: “Als je de dienstverlening naar de nabestaanden goed wilt hebben, dan begint het ermee dat jij goed bent voor je medewerkers. Ik ben er persoonlijk trots op wat er allemaal is gedaan voor het personeel in de loop van de jaren, maar één illusie moet je niet hebben: dat je iets van ze terugkrijgt. Wat dat betreft is het heel eenzijdig. Toen ik hier net werkte, heb ik geregeld dat de mensen in de aula in een hogere loonschaal kwamen vanwege de psychische belasting. Ik heb daarvoor geknokt bij de gemeente en het is me gelukt. Een week later zei iemand van het aulapersoneel ‘Er wordt hier nooit iets voor ons gedaan.’ Dat kwam hard aan. Ik ben daardoor wel gehard in de loop der tijd. Je doet het voor jezelf, omdat jij vindt dat iemand in zo’n functie meer moet verdienen, maar verwacht geen dankbaarheid.”

Lastige medewerkers, daar hebben ze allemaal mee te maken gehad. En als het moet dan kunnen ze die ook ontslaan. Marie- Louise: “Maar soms is een andere oplossing mogelijk. Een man is eerder geneigd te zeggen bij een lastige medewerker: eruit ermee. Bijvoorbeeld, mijn hoofd Buitendienst had het op een gegeven moment helemaal gehad met een lastige medewerker. Ik stelde een andere benadering voor. ‘Ik ga het je niet opleggen, maar geef die man nu eens een heel eigen plek op het terrein. Waar hij helemaal alleen verantwoordelijk voor is. In ieder zit een mens die dolgraag gewaardeerd wil worden. Je maakt mij niet wijs dat hij het leuk vindt te leven zoals nu. Ageren tegen alles, altijd ruzie.’ Zo gezegd, zo gedaan. Die man functioneert prima nu. Alles draait uiteindelijk om aandacht en waardering.”

Aandacht hebben voor het welzijn van je medewerkers gaat ver, want ook een typisch vrouwelijk ‘probleempje’ ontsnapt niet aan de aandacht: opspelende hormonen. (Waaruit ook weer blijkt dat deze vrouwen niet bang zijn overal over te praten.) Nicolien: “Ongesteldheden en de overgang. Dat merk je echt aan vrouwen. Ik ben daar zelf altijd heel open in geweest. Als iemand zei ‘wat ben je chagrijnig’, dan zei ik ‘ik ben ongesteld, morgen is het weer over.'” Marie-Louise: “Ik ook. Ik heb een verschrikkelijke overgang gehad. In vergaderingen zei ik wel eens: ‘heren, een opvlieger’. Waarom? Omdat er altijd zo denigrerend wordt gedaan over vrouwen boven de 40. Die worden niet meer serieus genomen. Het werken is dan zwaarder voor vrouwen en daar moet je rekening mee houden. Ik ben er zelf erg alert op bij de vrouwen hier. Dat maakt ons niet minder waard, welnee, mannen hebben weer ergens anders last van.”

Neelie Kroes
Neelie Kroes, EU-commissaris en fervent voorstander van meer vrouwen aan de top, liet in een interview weten dat vrouwen ‘veel zakelijker en effectiever vergaderen dan mannen, dit komt ten gunste van de besluitvorming.’ Geven vrouwen ook anders (c.q. beter) leiding dan mannen? Nicolien herkent Kroes’ opmerking onmiddellijk. “Ik zit in veel mannenwerelden. Mannen praten tijdens een vergadering graag vijf kwartier in een uur. Ik ben meer van ‘Okay, dit is gezegd en dat en dit, waar gaat het nu echt over en wat zijn de afspraken? We maken een besluitenlijst en klaar.'”
Marie-Louise: “Vrouwen zijn directer. Mannen hebben naar mijn idee altijd een verborgen agenda. In het begin werd ik daardoor ongelooflijk geïmponeerd. Daar kan ik niet tegenop, dacht ik, wat die mannen allemaal bedenken en wat ze allemaal achter de hand houden. Je mag het naïef noemen en dat ben ik ook op een bepaalde manier, maar op een gegeven moment dacht ik, ik ga het op mijn eigen manier doen. Ik zeg wat ik te zeggen heb en draai er niet omheen. Je bekijkt het maar met je verborgen agenda. Ik vraag het soms gewoon, of ze een verborgen agenda hebben. Er zijn mannen die zeggen dat dit strategisch niet slim is, maar ik vaar er wel bij. En ik kan mezelf nog recht in de spiegel aankijken. Ik heb twee vrouwelijke stadsdeelsecretarissen gehad, die mij beiden tot voorbeeld hebben gediend. Die waren heel verschillend, maar ook allebei to the point.”
Nicolien: “Ja, mannen kunnen erg bezig zijn met strategieën. Ontbreken van duidelijkheid brengt veel ellende met zich mee. Ik denk er heel erg over na hoe ik een boodschap overbreng, maar over de inhoud en de boodschap twijfel ik niet.”
Monique wil graag benadrukken dat vrouwen zeker anders leiding geven, maar dat we dat niet pers e als beter moeten bestempelen. Ina: “Waar het eigenlijk om gaat is om meer evenwicht. Geen overwicht aan mannen en ook niet aan vrouwen, maar meer fifty-fifty.”
Marie-Louise: “Wat dat betreft lopen we op de begraafplaats gewoon achter. In de rest van de maatschappij zijn ze verder. En ook in de uitvaartwereld, want er zijn heel veel vrouwelijke uitvaartondernemers tegenwoordig. Hoewel, in de verzekeringstak mogen er wat mij betreft ook meer vrouwen binnenkomen. Maar in de maatschappij zit de discussie al heel ergens anders. Daar speelt de vraag hoe we meer allochtonen binnen kunnen krijgen. En die zijn in onze tak van sport al helemaal niet te krijgen. Dat is een nog groter probleem. Op de begraafplaats zal het in het groen altijd moeilijk blijven vrouwen te vinden. Maar op bestuursniveau zou het goed zijn als er meer vrouwen bij zouden komen. Vooral ook op kleine begraafplaatsen, zoals waar Ina werkt, omdat men daar nog vaak erg behoudend is.”

LOB-voorzitter
Zou het wenselijk zijn als de volgende LOB-voorzitter een vrouw is? Ina: “Nee, dat hoeft niet per se, als de persoon maar geschikt is.” Monique is bestuurslid bij de LOB, maar zou zelf geen tijd hebben voor een voorzitterschap. “Dat ik ‘helemaal’ in Enschede zit helpt ook niet, qua reistijd.” Ze is niet per se voor een vrouw als voorzitter. “In het algemeen zou meer daadkracht van het bestuur goed zijn – maar vergeet niet dat we ernaast allemaal een vaste baan hebben – en meer zichtbaarheid naar buiten toe.”
Marie-Louise: “En onder andere daarom denk ik dat het heel goed zou zijn als de volgende LOB-voorzitter een vrouw is. Een vrouw werkt naar de buitenwereld toe goed. Ook omdat veel mensen nog het beeld hebben van zwarte kraaien. Een vrouw kan uitdragen dat het moderner is geworden. Ook het feit dat deze wereld nog zo’n mannenwereld is, pleit voor een vrouwelijke voorzitter. Natuurlijk kunnen mannen fantastische voorzitters zijn – Willem van der Putten was een fantastische LOB-voorzitter – maar het zou voor de club wel eens goed zijn als er een andere wind ging waaien. Het zou goed zijn voor de hele branche. Al die andere clubs hebben een man aan het hoofd, de LVC, de NUVU, de grote verzekeringsmaatschappijen. En wie weet krijg je, als het gezicht naar buiten dat van een vrouw is, ook wel meer vrouwen als werknemer op de begraafplaats.”
Over één ding zijn allen het eens: meer vrouwen als werknemer op de begraafplaats zou ten goede komen aan het welzijn van de clientèle, de nabestaanden dus. En overigens niet omdat mannen niet om kunnen gaan met nabestaanden. Nicolien: “Mannen kunnen heel goed omgaan met nabestaanden, maar vooral op ad hoc basis.” Marie-Louise: “Inderdaad, maar op beleidsmatig niveau er ook echt iets mee te doen, nee. Vroeger gingen ze bij klachten tot aan de ombudsman. Vrouwen maken sneller een algemeen beleid. Ik heb als eerste hier een goede klachtenregeling neergezet. En het zou mij niets verbazen als blijkt dat op begraafplaatsen waar de laatste jaren herdenkingsbijeenkomsten zijn georganiseerd met Allerzielen en kerst, daar vooral vrouwen achter zitten. Bij ons zagen de mannen van de buitendienst het eerst helemaal niet zitten. Nu zijn ze dolenthousiast en doen even hard mee aan de organisatie.”
De tijd vliegt, er is nog veel te bespreken, maar volgende afspraken wachten. De bijeenkomst is echter zo goed bevallen dat allen daar graag een vervolg aan geven. Marie-Louise: “En dan graag nog meer vrouwen uitnodigen. Leuk om te zien hoe andere vrouwen in het land bezig zijn. Op verschillende plekken, onder andere omstandigheden, maar allemaal op hun ‘vrouwenmanier’. Erg inspirerend.”

Moet de volgende LOB-voorzitter een vrouw zijn?
Dat hebben we ook aan enkele mannen gevraagd. Willem van der Putten, de eerste voorzitter van de LOB, zegt “geen enkel zinnig argument te kunnen bedenken waarom de volgende voorzitter van de LOB een vrouw zou moeten zijn. Net zo min als waarom het per se een man zou moeten zijn. De vrouwelijke beheerders die ik persoonlijk ken, zijn wel tamelijk energieke en pittige types. Dus als men een energiek type mens als voorzitter zou wensen, zit men met een vrouw waarschijnlijk goed.”
Franc Korsten, nu vice-voorzitter van de LOB vindt “dat we voor de beste kandidaat moeten gaan en dat mag voor mij een vrouw zijn, maar dan moeten er geen betere mannelijke kandidaten zijn.” Korsten gelooft niet in ‘andere’ of ‘betere’ leidinggevende kwaliteiten van vrouwen. “Mensen aan de top moeten over dezelfde kwaliteiten beschikken, of het nu vrouwen of mannen zijn. Ik ken mannen en vrouwen die zakelijk en effectief kunnen vergaderen, maar ik ken ook mannen en vrouwen die niet zakelijk en effectief kunnen vergaderen. Dus wat mij betreft zit het niet in man- of vrouw-zijn maar in de kwaliteit. Ik weet dat er verschillen zijn in leiding geven, maar ik ben van mening dat dit niet ligt in het feit of je een vrouw of man bent, maar dat dit te maken heeft met je karakter, opleiding et cetera.”
Internet-entrepeneur Peter van Schaik, die elders in dit blad vertelt over zijn begraafplaatsgevoel: “Ik ben in het algemeen voor meer vrouwen, omdat ik denk dat het goed is als bestuurslagen qua samenstelling overeenkomen met de samenstelling van de maatschappij. Mannen en vrouwen hebben mogelijk ieder hun eigen merites en met een gemêleerde samenstelling wordt geen van die goede eigenschappen buitengesloten.”