The Dutch Way of Death
© Anja KrabbenTwee recent verschenen boeken: twee verfrissende kijken op de uitvaartwereld. Niet altijd even objectief, wel kritisch en zonder meer verhelderend.
Dood van Claudia Venhorst en Brenda Mathijssen en Vaarwel van Annet de Jong: twee boeken die onlangs zijn verschenen en beide de hedendaagse, Nederlandse uitvaartcultuur onder de loep nemen. Venhorst en Mathijssen zijn religiewetenschappers, verbonden aan het Centrum voor Thanatologie van de Radboud Universiteit Nijmegen. De Jong is journalist.
Het doel van de auteurs is vergelijkbaar. Dood wil, aldus de ondertitel, een ‘wegwijs in de Nederlandse uitvaartcultuur’ zijn. Vaarwel noemt zich ‘De gids voor een mooie persoonlijke uitvaart’. Beide boeken zijn bedoeld voor een breed publiek. Maar de uitwerking is heel verschillend. De wetenschappers beschrijven een wereld die ze zelf al jaren bestuderen, kijken wat typisch is aan de Nederlandse uitvaartcultuur en proberen te verklaren hoe dat zo gekomen is. Voor De Jong daarentegen was de uitvaartwereld vooraf geheel vreemd voor haar. Haar boek is zowel een journalistieke als een persoonlijke zoektocht, ze is op zoek naar wat de dood voor haar betekent, welke rol de dood tot nu toe in haar leven heeft gespeeld, en ze hoopt na voltooiing van het boek te weten wat ze wil: begraven of gecremeerd worden, en hoe en waar.
De Jong spreekt veel mensen, is nieuwsgierig, kritisch en niet bang daarbij op diverse tenen te trappen. Zo noemt ze het Uitvaartmuseum ‘een uitvaarthobby’ van de grote commerciële partijen (doelend op de hoofdsponsors van het museum), die zelf meer dan genoeg geld hebben om deze hobby te bekostigen, zonde van de subsidie die ze het museum krijgt van de gemeente Amsterdam. Ze schrijft vernietigend (en komisch) over het boek Protocol & Etiquette rondom de uitvaart. En ze ziet het belang van het Keurmerk Uitvaartzorg absoluut niet in en weet ook goed uit te leggen waarom niet.
Jessica Mitford
Hier en daar doet ze de waarheid geweld aan, want nee, de Week van de Begraafplaats is niet door schrijver dezes in het leven geroepen. Er zullen ongetwijfeld meer van dergelijke ‘foutjes’ in zitten, maar het is absoluut verhelderend iemand ‘van buiten’ met een frisse en kritische blik naar de uitvaartwereld te zien kijken. Voor iemand die deze wereld kent, leuk en spannend om te lezen – daarbij vergeleken is Dood wat saai en braaf – en het boek leest als een trein.
Het is jammer dat De Jong niet meer tijd heeft genomen om sommige zaken echt uit te zoeken. Was ze maar meer een ‘Jessica Mitford’ geweest. Mitford is voor elke journalist die de uitvaartwereld als onderwerp heeft een lichtend voorbeeld. (De Jong noemt haar dan ook in Vaarwel.) In 1963 verscheen haar boek The American Way of Death, een bestseller die de hele Amerikaanse uitvaartbranche op zijn kop zette. Mitford toonde overtuigend aan hoe de uitvaartwereld nabestaanden misleidde, zelfs onethisch handelde en alleen maar uit was op dikke winsten. Het slechte imago van de uitvaartwereld bleek helemaal te kloppen.
Om iets vergelijkbaars in Nederland te doen – vooropgezet dat er dingen boven water te halen zijn uiteraard – heb je echte onderzoeksjournalisten nodig. En geld. De Jong pretendeert ook niet dat dat haar doel is, ze lijkt daar wel een aanzet toe te willen geven, in de hoop dat anderen het overnemen? Diverse malen denk je als lezer: werkelijk? En: daar wil ik meer van weten. Bijvoorbeeld als ze schrijft: ‘De grote verzekeraars knijpen de fabrikanten van kisten volledig uit. Naar verluidt betalen zij niet meer voor een kist dan 60 tot 70 euro. Net als een fles wijn in een restaurant gaat zo’n kist gemakkelijk een keer of zes, zeven over de kop.’
Of als ze een voormalig boekhoudster citeert die bij Dela solliciteerde en niet werd aangenomen en te horen kreeg: “We zoeken mensen uit de bankwereld en de verzekeringswereld.” De vrouw zegt: ‘Het is ze dus niet te doen om een goede uitvaartzorg, maar om zo veel mogelijk geld te verdienen.’
Eeuwig / tijdelijk
Ook ontbreekt het De Jong soms aan kennis. Het ruimen van graven noemt ze ‘respectloos’ en onbegrijpelijk voor andere Europeanen. ‘Vertel een Brit, een Fransman, een Italiaan dat in Nederland veruit de meeste graven na een bepaalde tijd worden geruimd, en ze kijken je vol ongeloof aan.’
Daar kun je tegenover stellen: Vertel een Nederlander dat in Engeland geen graf geruimd mag worden, waardoor er nauwelijks nog plek is op de Britse begraafplaatsen en een graf voor de meeste mensen niet meer te betalen is en ze daarom noodgedwongen voor cremeren moeten kiezen.
Die verklaringen geven Venhorst en Mathijssen wel. Ze opperen tevens dat de tijdelijke grafrust, die tot een relatief lage grafdruk heeft geleid, wel eens één van de redenen kan zijn waarom crematie relatief laat op gang kwam in Nederland.
Venhorst en Mathijssen doen vaker dergelijke uitspraken, waarbij je denkt: zo heb ik het nog nooit gezien. Of laten je met een nieuwe blik kijken naar een oude, vertrouwde, maar ‘rare’ gewoonte. Zoals: ‘Grafmonumenten lijken vaak voor de eeuwigheid gemaakt terwijl we in Nederland slechts tijdelijke graven kennen.’ Dus: ‘Waar moeten we naar toe met die onverwoestbare grafbedekking wanneer het graf wordt geruimd?’ Inderdaad! Hopelijk zet dit nabestaanden aan tot meer duurzaamheid door voor minder duurzame grafmonumenten te kiezen. En daar kunnen begraafplaatsen uiteraard bij helpen.
Het voordeel van de eeuwige grafrust in Engeland is dat bijna elke begraafplaats aldaar heeft kunnen uitgroeien tot een prachtige, historische plek. Door de tijdelijke grafrust bij ons, schrijven Venhorst en Mathijssen, vind je op de meeste begraafplaatsen ‘geen getrouw overzicht van de Nederlandse grafcultuur door de jaren heen. We zien vooral het beeld van een bovenlaag, van de elite. Veel “gewone” graven zijn (helaas) geruimd. Alleen graven die als bijzonder werden gezien, vanwege de stijl of om wie er begraven ligt, zijn behouden.’
Ik lees het als een aansporing voor begraafplaatshouders om sommige graven (stenen) waar geen rechthebbende meer voor is en die misschien niet uitblinken in schoonheid, maar wel iets zeggen over een bepaald tijdvak, toch te bewaren,. Zo zijn de graven ‘uit de sobere periode tot de jaren 80’ grotendeels verdwenen, aldus Venhorst en Mathijssen.
Objectief
Zowel wetenschappers als journalisten worden geacht objectief te zijn. Uiteraard bestaat 100% objectiviteit niet, maar De Jong wil soms de schijn niet eens wekken. Ze heeft het niet zo op met de ‘machtige mannen die aan de touwtjes trekken in de uitvaartbranche’. En ze is geen fan van thanatopraxie, vooral vanwege de wijze waarop het overleden lichaam geweld wordt aangedaan. Bovendien vraagt ze zich – terecht – af, hoe het kan dat er wordt gewerkt met chemische stoffen die volgens de recente biocidewetgeving zijn verboden. En zelfs bij mensen thuis, waar de controle op gebruikte stoffen en de afvoer daarvan totaal ontbreekt. Ze constateert dat de politiek de uitvaartsector erg veel vrijheid geeft, in het geval van thanatopraxie lijkt er daarbij sprake van doorgeschoten zelfregulering.
Soms is De Jong met een uitspraak wel erg ongenuanceerd en voorbarig: ‘Veel verzekeraars vergoeden alleen nog crematies, omdat begraven (zogenaamd) duurder is geworden.’
Echt? Ik vraag het haar. Welke verzekeraar? Ze kan daar geen goed antwoord op geven. Dat heeft ze gelezen ‘in een andere uitvaartgids’, zonder het verder uitgezocht te hebben. Had het dan niet opgeschreven. Maar het zou jammer zijn haar boek door enkele van dergelijke uitglijders geheel te diskwalificeren.
Tot slot, een voor begraafplaatsen mooie afsluiter. De Jong neemt het enthousiast op voor begraven, zegt dat begraven niet duurder hoeft te zijn dan cremeren. ‘Grote uitvaartverzekeraars doen iedereen graag geloven dat cremeren veel goedkoper is dan begraven, omdat ze zelf crematoria bezitten en hun schoorsteen willen laten roken,’ schreef ze in AD over haar boek.
Haar persoonlijke zoektocht heeft dan ook als uitkomst dat ze na haar dood begraven wil worden. Maar dan wel op een natuurbegraafplaats.
Brenda Mathijssen en Claudia Venhorst, DOOD – Wegwijs in de Nederlandse uitvaartcultuur, 180 pagina’s, €22,90.
Annet de Jong, Vaarwel – De gids voor een mooie, persoonlijke uitvaart, 272 pagina’s, €19,90.