Piëteitsvol – of overgevoelig?
© Anja KrabbenEen verkenning van het begrip ‘piëteit’ met betrekking tot de overledene. Wat is piëteitsvol ruimen? Maar hoe piëteitsvol is het eigenlijk om te prikken en snijden in een overledene om het er een paar dagen beter uit te laten zien? En om doden tentoon te stellen in Bodyworlds ter lering en vermaak?
Piëteitsvol en ethisch, zo moet het voortaan gaan bij het ruimen, menen steeds meer mensen. Maar wat bedoelen ze daar nu precies mee? En gaat het nu dan zo onethisch? Wonderlijk is dat we op andere gebieden eerder onethischer lijken om te gaan met de dode mens. We prikken en snijden in het stoffelijk overschot en pompen het vol met een lichaamsvreemde vloeistof om het er een paar dagen beter uit te laten zien. En in Rotterdam worden doden tentoongesteld in Bodyworlds. Massaal gaan we daar naar toe.
Het zijn prachtige termen: ethisch, piëteitsvol. Als je die gebruikt, dan heb je het gelijk eigenlijk al bijna vanzelf aan je kant. Want wie wil de doden nu niet met respect behandelen? Iedereen toch? Maar bedoelen we wel allemaal hetzelfde als we het over respectvol en piëteitsvol hebben?
In de Van Dale wordt piëteit (uit het Frans: piëté) als volgt omschreven: ‘vroomheid, verering; kinderlijke liefde tot de ouders; liefdevolle gedachtenis jegens de doden of de dingen uit het verleden. Uit piëteit iets doen of laten.’ Piëteitsvol staat er niet in.
In het Italiaans vertaald is piëteit pietà, wat ook de naam is geworden van een afbeelding of uitbeelding van de dode Christus in de armen van Maria, hét voorbeeld van liefdevol en respectvol omgaan met een overledene. De allerbekendste Pietà is waarschijnlijk die van Michelangelo, uit 1500, in de Sint Pieter in Rome.
Bij ‘ethisch’ staat onder andere: ‘tot de ethica betreffend, het zedelijk gevoel betreffend, synoniem moreel’. Wat een stuk vager is als je het op overledenen betrekt.
Botten zijn objecten
‘Liefdevolle gedachtenis jegens de doden’, schrijft de Van Dale. Die gedachtenis heeft niet direct met het daadwerkelijke lichaam van de overledene te maken. Het is vanzelfsprekend dat we respectvol en piëteitsvol omgaan met een zojuist overledene, een stoffelijk overschot (een naar woord, dat we liever niet gebruiken als iemand net is overleden) dat nog begraven of gecremeerd moet worden. Dat dode lichaam lijkt nog te sterk op de levende mens die hij/zij was, ook al weten we dat het slechts nog een omhulsel is. We hebben allemaal iemand wel eens horen roepen: “Maakt mij niet uit wat er na mijn dood gebeurt, zet mij maar bij het vuilnis!” Iedereen weet dat dit onzin is en geen nabestaande zou dit ooit kunnen.
Maar zodra dat omhulsel is begraven of gecremeerd, gaat het feitelijk alleen nog om de liefdevolle gedachtenis aan de overledene. Dat begraven lichaam laten we liefst in en aan de aarde. Natuurlijk, we bezoeken de plek waar dat lichaam ligt, maar die plaats is eerder een symbolische plek geworden waarmee we de dode kunnen terughalen, herdenken. Om dat te doen hebben velen zelfs geen graf nodig. Het kan ook een foto van de dode zijn, een object dat van de overledene is geweest of een plek waar iemand graag kwam.
Zodra het omhulsel uiteen is gevallen tot knekels, hebben die knekels nog minder te maken met de overledene die ooit uit deze knekels was opgebouwd. Het zijn anonieme botten geworden. Objecten, die dan ook te pas en te onpas worden gebruikt in de (populaire) beeldtaal, zoals een zojuist overledene nimmer een object kan zijn.
De jury van de prijsvraag ‘Ontwerp een ossuarium om nooit te vergeten’ (zie p. 34-36) vereiste duidelijk dat de botten niet zichtbaar mogen zijn in het uiteindelijk te bouwen ossuarium (zoals dat in oude ossuaria meestal wel zo is, zie p. 11, 19 en 42.) Maar tegelijkertijd zet ze de afbeelding van een half skelet op de catalogus die later uitkwam. En niemand neemt daar aanstoot aan.
Als er ergens een pleidooi opgaat om een oude begraafplaats of oude grafstenen te bewaren, heeft dat ook nooit met de stoffelijke resten te maken die er wel of niet nog liggen, maar altijd met het cultuur-historisch belang van de grafmonumenten, of omdat enkele personen die er begraven liggen belangrijke Nederlandse cultuurdragers zijn.
En wie kent niet die komische situaties met een urn met as die voorkomen in speelfilms en tv -series. Iemand laat een urn vallen, o jee, moeder ligt op de grond en wordt wel of niet per ongeluk opgezogen met de stofzuiger en vervangen door as uit de haard. We lachen er om. En het is ook belachelijk, want moeder heeft nog nauwelijks iets te maken met dat hoopje as. Dat heeft slechts nog een symbolische functie. Of zelfs dat niet, want als symbool werkt as totaal niet. Dan kun je beter een foto hebben van moeder, en daar een kaars bij zetten. En zelfs een lok haar van de overledene voldoet beter als symbool ter nagedachtenis dan een pot met as.
Op een gegeven moment is het lichaam zelf, of wat er nog van over is, al heel snel geen geschikt herdenkingsobject meer. Ja, tenzij er psychisch iets niet helemaal in orde is met je, zoals Norman Bates in Psycho (film van Alfred Hitchcock), die obsessief vasthoudt aan het dode lichaam van zijn moeder. Wie wil weten waartoe het vasthouden aan een dood lichaam kan leiden, gaat naar de Catacomben van de Kapucijnen in Palermo en gruwelt bij het aanzicht van de honderden lichamen in diverse stadia van ontbinding.
Respectvol maar machinaal
Als er geruimd wordt op een begraafplaats, dan worden er anonieme botten geruimd (ik laat de slecht ontbonden lichamen nu even buiten beschouwing, want dat zou sowieso niet meer mogen en hoeven). Is het werkelijk respectloos als deze botten hangen in de grijpers van een graafmachine? Respectloos zou het zijn als de botten worden hergebruikt, verwerkt tot lijm, zoals prof. dr. B. Smalhout ooit durfde beweren in een column in De Telegraaf. Over respectloos gesproken, zonder enig bewijs iets roepen en mensen ongerust maken (over de knekelige ruggen van de doden).
Nee, de geruimde botten gaan tezamen in een kuil op de begraafplaats om verder te ontbinden. Ze liggen kris kras door elkaar, maar is in de dood niet iedereen gelijk? Nee, ze worden niet allemaal stuk voor stuk heel voorzichtig in de put gelegd. Gooien is een beter woord in dit verband. Maar nogmaals: is dat erg? Wie doe je daar kwaad mee? Ook als men met de hand ruimt, kan dit uiterst respectloos gebeuren; gaat het niet om de gedachte erbij?
Laten we niet vergeten dat de knokelige resten die van ons allen die begraven worden overblijven, ‘overschotten’ zijn, resten die moeten worden ‘opgeruimd’. Het kan toch niet de bedoeling zijn dat we elk lichaam tot het einde der tijden blijven bewaren, ashes tot ashes, dust to dust. Het is heel natuurlijk uiteindelijk geheel te verdwijnen. En ook degene die dat voorlopig absoluut niet wil, heeft een uitweg. Het kost alleen wat, een eigen graf dat herhaaldelijk wordt verlengd. Maar het kan.
Bodyworlds
Het is wonderlijk hoe gevoelig sommigen zijn geworden als het gaat om het ruimen van anonieme knekels. En wat een ophef wordt er gemaakt als er een botje wordt gevonden op een begraafplaats. Waar anders zou je dat kunnen vinden dan op een plaats waar duizenden overledenen zijn begraven?
Als we het over respect voor overledenen hebben, wat is er piëteitsvol aan de tentoonstelling van geplastineerde lichamen van Gunther von Hagens in Bodyworlds in Rotterdam? Dat vinden ‘we’ heel gewoon. Enkele criticasters daargelaten, maar meestal worden de exposities van Von Hagens buitengewoon goed bezocht. Leerzaam, heet het dan.
Balsemen mag tegenwoordig, maar hebben nabestaanden wel door wat dit precies inhoudt? De handelingen die daarvoor bij een lichaam moeten worden verricht gaan vrij ver, we mogen rustig van invasief spreken. Iemand die ziet hoe dat gaat zou het respectloos kunnen noemen dat de balsemer met een trocar (grote holle naald) in de buikholte van de naakte overledene roert (waar meestal ook nog nare geluiden bij vrijkomen). Het grove middel heiligt blijkbaar het doel: de overledene enkele dagen langer mooi houden.
Ik ben dit stuk begonnen met enkele mooie woorden uit de Nederlandse taal: piëteitsvol en ethisch. Knekel is ook zo’n prachtig oud-Hollands woord. Het zou zonde zijn als dit woord verdwijnt, evenals het woord knekelput. Wat mij betreft blijven we dat woord gewoon gebruiken. Alles beter dan dat saaie ‘verzamelgraf’.