Op de valreep nog enkele amendementen
© Anja KrabbenOp 30 september jongstleden heeft de Tweede Kamer met algemene stemmen de wijziging van de Wet op de lijkbezorging aangenomen. Na jaren lobbyen door de uitvaartwereld, adviseren van en praten met diverse politici en diverse kabinetten over de gewenste veranderingen, werd het ook wel tijd, kun je zeggen. Wonderlijk genoeg bleek de politiek op de valreep ook heel snel te werk kunnen gaan. Op het laatste moment werden nog diverse amendementen en moties ingediend, kort besproken en meerdere ervan aangenomen. Of ze allemaal even waardevol zijn?
In ons zomernummer heeft mr. Willem van der Putten besproken wat de voor begraafplaatsen belangrijkste al eerder ingediende wijzigingen zijn (‘Eindelijk vaart in wetswijziging’). Dit keer licht LOB-voorzitter Arie van Kooten de amendementen toe die van belang zijn voor begraafplaatsen.
Aangenomen amendement:
Verklaring arts nodig bij begraving foetus minder dan 24 weken
Hiermee wil de politiek duidelijkheid creëren in de situatie dat ouders een menselijke vrucht willen begraven of cremeren, die na een zwangerschapsduur van minder dan 24 weken levenloos ter wereld is gekomen of binnen 24 uur na de geboorte is overleden. Een dergelijke vrucht is geen lijk in de zin van de wet. Dat betekent dat er geen plicht is tot begraving of crematie, maar ook dat, indien er behoefte is aan begraving of crematie, er geen verlof als bedoeld in artikel 11 nodig is. Hoewel in de praktijk de begraafplaatshouders deze ouders meestal ter wille zijn, is het soms toch problematisch dat een dergelijk verlof ontbreekt. Dit artikel maakt nu voor alle partijen duidelijk dat indien er een verklaring van de behandelend arts kan worden overgelegd waarin staat dat het een menselijke vrucht als bedoeld in artikel 2, tweede lid, betreft, er begraven of gecremeerd mag worden.
Arie Van Kooten: “Dat is een goede wijziging. Nu hoef je als beheerder geen gevoel meer te hebben dat je clandestien een foetus begraaft. Veel beheerders zaten er toch mee.”
Aangenomen amendement:
Bij ruiming van algemene graven moeten nabestaande voortaan persoonlijk op de hoogte worden gesteld
Zorgvuldig beheer van een begraafplaats vereist onder meer zorgvuldige communicatie met nabestaanden. Ten aanzien van de zorgvuldige communicatie met nabestaanden behoort er geen onderscheid te zijn tussen een graf waarop een uitsluitend recht berust en een algemeen graf. Daarom beoogt dit amendement in de wet vast te leggen, dat nabestaanden op de hoogte worden gesteld van het vervallen van de termijn van uitgifte van een algemeen graf, waarna het graf geruimd kan worden.
De belanghebbende bij het algemene graf zal veelal de nabestaande zijn die de opdracht tot de begrafenis heeft gegeven. Daarvan is het adres de houder in ieder geval bekend op het moment van begraven. Het is geen bezwaar als op enig moment gedurende de termijn van uitgifte van het desbetreffende graf een ander als belanghebbende in de administratie van de begraafplaats wordt opgenomen, bijvoorbeeld als de opdrachtgever is overleden en iemand anders de zorg voor het graf op zich heeft genomen. Dit is de verantwoordelijkheid voor de betrokkenen: de houder van de begraafplaats verzendt de mededeling aan het adres dat hij in zijn administratie heeft.
Van Kooten: “Nu al maken begraafplaatsen melding van een op handen zijnde ruiming van algemene graven door een bericht in de plaatselijke krant te zetten en een bordje op het graf. Dat is ook altijd het advies van de LOB geweest. Deze wetswijziging zorgt er voor dat je meer administratieve handelingen krijgt, wat tijd en geld kost. Als een begraafplaats een veld wil ruimen met 500 algemene graven, dan moeten er 500 brieven worden verstuurd. Het is wel goed dat de wet duidelijk maakt dat de nabestaande zelf verantwoordelijk is verhuizingen door te geven. De begraafplaats heeft aan de plicht voldaan als de brief verstuurd is naar het adres dat aan de begraafplaats is opgegeven; als dat retour komt wegens verhuizing of een andere reden, dan hoeft de begraafplaats niet op zoek te gaan naar het nieuwe adres.”
Aangenomen amendement:
Eigen graven mogen ook voor 10 jaar worden uitgegeven
Daarmee wordt het voor meer mensen mogelijk om te kiezen voor een particulier graf, in plaats van een algemeen graf. Aan een algemeen graf kleeft het nadeel dat na tien jaar aan nabestaanden de vraag zal worden voorgelegd of het graf geruimd kan worden, of dat de stoffelijke resten moeten worden herbegraven. Verlengen, met het behoud van grafrust, is niet mogelijk. Als nabestaanden kiezen voor een particulier graf voor tien jaar, wordt hen na die tijd gevraagd of het graf kan worden geruimd, of dat men de grafrechten wil verlengen. Dat is minder belastend voor de nabestaanden. Bovendien is de mogelijkheid van een particulier graf voor tien jaar, met eventueel een verlenging voor diezelfde periode, financieel beter op te brengen dan een particulier graf voor twintig jaar. Daarmee wordt het voor meer mensen mogelijk om te kiezen voor een particulier graf, in plaats van een algemeen graf.
Dit amendement is slechts bedoeld om een minimale termijn voor te schrijven, zodat meer mensen kunnen kiezen voor een particulier graf. Het is nadrukkelijk niet de bedoeling om deze termijn verplichtend voor te schrijven voor de begraafplaatshouder. Uiteraard blijft het voor begraafplaatshouders mogelijk om particuliere graven voor een termijn van twintig jaar uit te geven, of zelfs voor zowel tien als twintig jaar.
Van Kooten: “Ik zou dit alleen aan begraafplaatsen aanraden die voldoende ruimte hebben. Je hebt het in dit geval over graven voor één persoon, dat is dus per definitie een aanslag op je capaciteit. Echt niet iedereen zal het graf willen verlengen na 10 jaar. Dat graf moet je dan ruimen. Als je dergelijke graven op een gewoon veld hebt, en het ene graf na 10 jaar moet worden geruimd en het andere na 20 jaar of nog langer, dan krijg je gaten. Wil je er aan beginnen, dan is het dus eigenlijk noodzakelijk om daarvoor een apart veld in te richten en dat kan alleen als je voldoende ruimte hebt.”
Aangenomen amendement:
Misstanden bij ruimen en gebruik van knekelputten voorkomen
Een amendement van Ronald van Raak (SP) en Raymond Knops (CDA) biedt de mogelijkheid om bij algemene maatregel van bestuur nadere regels te stellen, met als doel misstanden bij bijvoorbeeld het ruimen van graven en het gebruik van zogenoemde ‘knekelputten’ te voorkomen. Dit stellen van nadere regels gebeurt nu slechts incidenteel en op initiatief van particulieren of gemeenten. Tot 1 jaar na de inwerkingtreding van deze wet krijgen gemeenten de gelegenheid nadere regels stellen m.b.t. het ruimen van graven en hoe wordt omgegaan met verzamelgraven. Mochten zij dit niet doen dan zal de regering hiervoor nadere regels stellen in een algemene maatregel van bestuur.
Van Kooten: “Vager kan het bijna niet. Uiteraard is elke begraafplaats er op gericht misstanden bij het ruimen van graven en het gebruik van knekelputten te voorkomen, dat mag duidelijk zijn. En in het algemeen gaat dat ook heel goed. Er zijn 60.000 begravingen per jaar, en misschien in hooguit 10 gevallen is er iets mis gegaan de laatste jaren. Waar hebben we het dan over? Jammer is dat die gevallen uitgebreid in de pers worden besproken en dan lijkt het alsof het schering en inslag is. Maar goed, nu de wetswijziging. Ik kan me niet voorstellen dat het Comité van Waakzaamheid daar blij mee is. Regels voor piëteitsvol ruimen zijn er al, en die zijn terug te vinden in de Handleiding Opgraven en ruimen van de LOB, die geheel volgens de wet is samengesteld. Als je dit amendement goed leest, dan is het enige wat begraafplaatsen en gemeenten hoeven te doen, zeggen dat ze ruimen volgens de Handleiding van de LOB en dus volgens de wet. Deze wetswijziging is daarom niet erg slim gesteld. Als je het anders wilt, dan moet je duidelijker zijn: zeg hoe je het wilt en wat je niet wilt. Er wordt nu geheel niet gesproken over ruimen met de hand of het individueel begraven van overledenen in kistjes. En dat was toch wat het Comité wilde?”
Aangenomen motie:
Model grafkosten
De motie was van Ed Anker (CU) en Kees van der Staaij (SGP) en luidt: overwegende, dat het tot de gemeentelijke autonomie behoort om de grafkosten kostendekkend te maken; constaterende, dat de grafkosten per gemeente aanzienlijk verschillen, omdat gemeenten niet alle kosten toerekenen of verschillende kosten toerekenen; van mening, dat op dit moment onvoldoende transparant is welke kosten gemeenten wel of niet toerekenen, zodat een reële vergelijking tussen de grafkosten en gemeenten niet mogelijk is; verzoekt de regering de VNG te vragen een model te ontwikkelen dat een reële kostenopbouw en -vergelijking tussen verschillende gemeenten mogelijk maakt en daarover de Kamer te informeren.
Van Kooten: “Het zou eigenlijk voldoende moeten zijn om te verwijzen naar ons grafkostenonderzoek. Daarin wordt zo duidelijk mogelijk aangegeven waaruit een grafprijs is opgebouwd. Wat de politiek hier doet is slecht redeneren en niet begrijpen hoe de praktijk werkelijk is. Laat eerst duidelijk zijn dat elke gemeente autonoom is in de bepaling van de hoogte van de grafprijzen. Ten tweede is het vaststellen van de tarieven meestal politiek bepaald. De prijsbepaling ís transparant. Alleen is markttransparantie iets anders dan gemeentelijke transparantie. De ene gemeente laat het groenonderhoud van een begraafplaats meelopen met al het groen in de gemeente, de ander zet het apart op de begroting. Als de burger wil weten hoe het precies zit hoeft hij alleen maar de gemeentelijke begroting op te vragen. Het is gewoon lastiger om een nabestaande direct en precies antwoord te kunnen geven op de vraag waaruit de grafprijs bestaat; zo’n precieze kostensplitsing is meestal niet te geven, maar het is wel allemaal terug te vinden in de gemeentelijke begroting.
De VNG is gevraagd het ‘model kostenopbouw’ op te stellen. Het zal me niets verbazen als de VNG na onderzoek zegt: het is niet uitvoerbaar. Maar uiteraard zal de LOB alle medewerking verlenen.”
De wijziging Wet op de lijkbezorging is op moment dat dit blad in druk ging nog niet besproken door de Eerste Kamer. De vorderingen zijn te volgen op www.eerstekamer.nl. Arie van Kooten verwacht dat de wet niet eerder dan medio 2009 van kracht zal gaan.