Nieuw: Buren
© Anja KrabbenBuren kunnen elkaar tot grote steun zijn. Buren kunnen elkaar het bloed onder de nagels vandaan halen. Een nieuwe serie in De Begraafplaats waarin buren over elkaar vertellen. Deze eerste keer: begraafplaats Daelwijck en crematorium Daelwijck in Utrecht.
Bruggen slaan… over de sloot heen
Nieuw in De Begraafplaats: een serie interviews met buren. Een begraafplaats vertelt over de buren en de buur vertelt over de begraafplaats. Buren kunnen elkaar tot grote steun zijn. Buren kunnen ook elkaar het bloed onder de nagels vandaan halen. Wat voor buren zijn begraafplaats Daelwijck en crematorium Daelwijck in Utrecht?
Er ligt een sloot tussen begraafplaats Daelwijck en crematorium Daelwijck. Het is een smalle waterscheiding, maar te breed om zomaar even overheen te springen. Begraafplaats en crematorium liggen in de wijk Overvecht, net binnen de ring Utrecht, grenzend aan bedrijvengebied Overvecht. De begraafplaats ging in 1967 open als vierde gemeentelijke begraafplaats na Soestbergen (1830), Kovelswade (± 1900) en Tolsteeg (1930), het crematorium kwam drie jaar later. Waarom het crematorium dezelfde naam aannam als de begraafplaats weten de huidige beheerders niet; vanaf het begin was de begraafplaats gemeentelijk en het crematorium particulier. Onhandig was en is het wel. Hoe vaak de een niet gebeld wordt en het eigenlijk voor de ander is.
Harm Kamphuis is sinds augustus 2011 locatiemanager op het crematorium. Tanja Medema werkt vanaf 2009 bij de Utrechtse begraafplaatsen en is vanaf december vorig jaar teamleider. We spreken ze apart, over elkaar en over de eigen organisatie.
Begraafplaats en crematorium dateren beide uit een ander tijdperk. Dat is op de begraafplaats nog duidelijk te zien: de aula is blijven hangen in de jaren zeventig, met een somber paars gordijn en een sobere en naargeestige inrichting. Het kantoortje van Medema is spartaans. Ook de begraafplaats is ‘jaren zeventig’, met rechttoe-rechtaan-vakken die zijn afgescheiden met heggen. Het is doodstil op de begraafplaats, het oogt enigszins treurig, bijna als een bevestiging van de stand van zaken anno nu: begraven is uit, cremeren is in. Maar helemaal eerlijk is dat niet. De hele dag komt de regen met bakken uit de hemel, wat voor een bezoek aan de begraafplaats niet zo prettig is (en niet bepaald bevorderlijk voor een vrolijke kijk op de dingen).
Het crematorium heeft de laatste jaren een complete make-over gehad, onder leiding van Kamphuis, en volgens het feeling environment principe: dat betekent, zo staat het op de site, ‘dat elke ruimte eigen kleuren, materialen, geuren, uitzicht, vorm en audiovisuele kenmerken krijgt, passend bij de emoties van dat moment’. Enthousiast vertelt Kamphuis over de verbouwing en geeft een rondleiding. We zien de ‘formele aula’; formeel omdat de banken staan opgesteld richting kist en katheder. De ‘informele aula’, met een intiemere sfeer, waar de banken in cirkels om de kist heen staan. De twee restaurants: de Fonteinzaal en de Vijverzaal, in warme kleuren ingericht. En als laatste geopend: het Grand Café, met terras, nu vooral bedoeld voor informele afscheidsplechtigheden of nazit na een plechtigheid, maar Kamphuis wil het café in de toekomst ook op gezette tijden openstellen voor mensen die een bezoek brengen aan het park.
Pijnpunt
In het augustus 2014-nummer van De Begraafplaats (het crematoriumnummer) zei een medewerkster van de begraafplaats dit over het crematorium: “Ze hebben een heel aantrekkelijke urnentuin, met waterpartijen en dergelijke. Dat is wel een pijnpunt van ons, dat je nu weer even oprakelt.” Die uitspraak deed niet vermoeden dat de buren warme gevoelens voor elkaar koesterden. Harm Kamphuis zegt zich hierin totaal niet te herkennen. Tanja Medema vindt het te negatief geformuleerd, maar ook zegt ze: “De begraafplaats heeft hier de boot wel gemist. Maar feitelijk heeft Utrecht helemaal de boot gemist, door in de jaren zestig niet gezegd te hebben, wij leggen dat crematorium aan en beheren het.”
Want natuurlijk had die aantrekkelijke, groene urnentuin, al of niet met vijver en fontein, op de begraafplaats moeten liggen. Onder het mom van: kun je de overledene niet binnenhalen, haal dan de as binnen! Maar in dit geval was crematorium Daelwijck eerder, dus zegt Medema: “We zijn elkaars concurrenten niet. We hadden een urnenveldje, maar dat is opgeheven. Om er nu mee te beginnen, nee, dan zouden we alleen maar in elkaars vaarwater zitten. Trouwens, de meeste as wordt opgehaald, zo blijkt in de praktijk. Soms wordt er hier as gestrooid in een algemeen graf, soms in een urn bijgezet in een gewoon graf. Wij hebben op Tolsteeg een urnenveld aangelegd, daar kunnen mensen terecht. En er worden op Soestbergen exclusieve asbestemmingen gecreëerd.”
Yarden neutraliseren
Drie tot vier keer per jaar komen Medema en Kamphuis bij elkaar om ‘dingen te bespreken’. Kamphuis: “Toen ik hier drieënhalf jaar geleden kwam, vond ik het bijzonder dat hiernaast een begraafplaats lag met dezelfde naam, maar waar geen contact mee was. Behalve als de bloemen op het verkeerde adres werden afgeleverd. Ik dacht, ik ga haar uitnodigen. Ik heb toen een gesprek gehad met Tanja over van alles en nog wat en vervolgens nodigde Tanja ons uit mee te doen aan de Utrechtse Troostdag.”
Medema: “Wij organiseren de laatste vijf jaar de Utrechtse Troostdag, om de overledenen van dat jaar te herdenken. Daar horen uiteraard ook de gecremeerde overledenen bij, dus wij hebben het crematorium uitgenodigd mee te doen.”
Nu de verbouwing van de gebouwen en de opknapbeurt van het park zijn afgerond, wil Kamphuis serieus aan de slag om de barrières tussen de twee buren te slechten en heeft hij daartoe een stoutmoedig plan neergelegd bij Medema. Nou ja plan, ideeën. Zo wil hij liefst af van de termen begraafplaats en crematorium. “Gedenkpark Daelwijck klinkt en past beter. Het moet zo zijn dat mensen hier komen en zien: er is een plek waar begraven kan worden, er is een strooiveld, er is een urnentuin, er is een uitvaartcentrum en er staat ook nog een oven. Ik wil een brug slaan, niet alleen figuurlijk maar ook letterlijk, over de sloot heen. Zodat je vanuit het Grand Café zo de begraafplaats op kunt lopen.”
Kamphuis ziet begraafplaats en crematorium Moscowa in Arnhem als voorbeeld. “De manier waarop ze bijzondere urnenplekken hebben gecreëerd op de begraafplaats, en hoe begraven en cremeren daar samengaan. Moscowa heeft natuurlijk één eigenaar, dat begrijp ik, maar ik zou willen dat ook bij ons de begraafplaats en crematorium en urnentuin meer één worden.”
Misschien heeft de begraafplaats dan helemaal geen eigen aula meer nodig?
“Ik kan me voorstellen dat mensen in een van onze aula’s de dienst hebben, begraven op de begraafplaats en een nazit hebben in ons restaurant. Ik wil een win-win situatie. En er is ook winst voor Utrecht. Sinds kort is er nieuwe regelgeving over allergenen.” (Elke openbare gelegenheid die voedsel verkoopt, is verplicht om consumenten te kunnen informeren over aanwezige allergenen in zowel verpakte als onverpakte producten, AK). “Daar moet je nogal wat voor weten en leren en aanpassen.”
Maar overal staat de naam Yarden op. Wij drinken nu uit kopjes met daarop Yarden, we lopen over de begraafplaats onder een paraplu waar ook Yarden op staat.
“Ook dat wil ik veranderen. Overgaan van profileren naar neutraliseren. Dat alles één uitstraling heeft. Het voordeel is dat je dan één bewegwijzering kunt hebben.”
Voorzichtig
Harm Kamphuis zegt dat hij de belangen van zowel begraafplaats als crematorium in het oog wil houden: “De begraafplaats heeft 150 begrafenissen per jaar, wij 1.700 crematies. Door bepaalde zaken over te nemen, heeft de gemeente minder zorg.”
Het zijn 120 begravingen, zegt Tanja Medema later. “Waarvan 80 met plechtigheid in de aula.” Ze staat niet meteen te juichen van het idee de aula op te heffen. “De aula van Yarden brengt een hogere prijs met zich mee. Wij mogen alleen in rekening brengen wat iets feitelijk kost, wij verdienen daar dus geen geld mee. Yarden is toch een commercieel werkende organisatie. Die nieuwe allergenenwetgeving zal mijn cateraar ook wel weten te tackelen, dat zal geen probleem zijn. Crematorium Daelwijck zal uitvaarten kwijtraken aan het crematorium dat Dela in Leidsche Rijn gaat bouwen en aan het gemeentelijke crematorium dat in Hilversum komt. Dus ik begrijp heel goed dat Harm in plaats van ruimtes leeg laten staan, ook onze plechtigheden wil verzorgen. Voor mij is de winst of noodzaak minder makkelijk in het oog springend dan voor Harm.”
Daarom, zo enthousiast als Kamphuis is, zo voorzichtig is Medema. “Wij zijn natuurlijk een politiek gestuurde organisatie. Ik ben enthousiast over het feit dat we met elkaar in gesprek zijn. Om te kijken: waar ben jij goed in, waar zijn wij goed in en hoe kunnen wij elkaar helpen? Alleen is het nu heel erg op de persoon gericht. Kamphuis en ik kunnen het met elkaar vinden. Ik vertrouw hem. Het is een fijne buurman. Maar wat als er na hem een manager komt waarbij dat niet zo is? Ik ben erg op zoek naar het antwoord op deze vraag: wat kan voor ons de toegevoegde waarde zijn? Yarden is er niet op uit om het onderhoud van de begraafplaats te doen, wil het beheer niet overnemen. Wel de plechtigheden, alleen de krenten dus.”
Inderdaad, had Kamphuis eerder gezegd, de begraafplaats overnemen zal Yarden niet willen. “Het beheer van een begraafplaats vergt nogal wat. En is bij de gemeente Utrecht in goede handen. Zij hebben hier lokaal veel en al lang ervaring met het beheer van meerdere begraafplaatsen.”
Hoe denkt de directie van Yarden over uw plannen?
“Voorop staat dat de directie een goed afscheid voor iedereen bereikbaar wil maken en daartoe graag met anderen de samenwerking aangaat. Bovendien luistert de directie naar de locatiemanagers. Ideeën worden overgenomen. Het beleid wordt gezamenlijk gemaakt, het is een democratisch proces.”
En heeft Medema de wethouder al op de hoogte gebracht van de ideeën van Kamphuis? “Nee, we hebben kort geleden te maken gehad met het plotseling overlijden van onze teamleider Marinus ter Horst. Dat was een grote schok. Maar sowieso wil ik eerst zelf een antwoord vinden op de vraag: wat is de winst voor ons? Eigenlijk is de belangrijkste factor daarbij: wordt het voor de mensen beter?”
Denkt u nooit: waarom een crematorium, had ik maar een andere buur?
“Nee, ik zie het niet als last, eerder als een kracht, omdat je daardoor de samenwerking kunt zoeken. Maar belangrijk daarbij is dat wij als begraafplaats daarbij de kaas niet van ons brood laten eten door anderen. De relatie tussen Kamphuis en mij is open en constructief. Hij heeft oog voor mijn belangen. De figuurlijke brug is al geslagen.”