Niet afbreekbare lijkhoezen: onverteerbaar

Dat een lichaam na een begrafenis zo snel mogelijk ontbindt, wordt niet zelden tegengegaan door het gebruik van niet afbreekbare lijkhoezen. De halfverteerde resten die daar het gevolg van zijn maakt het ruimen van een graf erg vervelend en onnodig zwaar. Omdat het opgraven van onverteerbare lijkzakken al lang tot de verleden tijd had moeten behoren, eist de LOB van elk gebruikt type bodybag een testrapport, dat waarborgt dat sprake is van een biologisch afbreekbare lijkhoes.

Niet afbreekbare lijkhoezen: onverteerbaar

© Pauline Prior

Dat een lichaam na een begrafenis zo snel mogelijk ontbindt, wordt niet zelden tegengegaan door het gebruik van niet afbreekbare lijkhoezen. De halfverteerde resten die daar het gevolg van zijn maakt het ruimen van een graf erg vervelend en onnodig zwaar. Omdat het opgraven van onverteerbare lijkzakken al lang tot de verleden tijd had moeten behoren, eist de LOB van elk gebruikt type bodybag een testrapport, dat waarborgt dat sprake is van een biologisch afbreekbare lijkhoes.

Het Lijkomhulselbesluit eist al sinds 1991 een biologisch afbreekbare hoes, dat wil zeggen een hoes die de lijkvertering niet belemmert. Het omhoezen van lijken gebeurt steeds minder. In de jaren zeventig werd nog bijna de helft van de lijken omhoest, nu is dat ongeveer acht procent. Hoewel de meeste niet afbreekbare hoezen stammen uit de jaren tachtig en daarvoor, worden ook nu nog ‘slechte hoezen’ gebruikt.

De LOB wilde dit probleem al eerder aanpakken en heeft in 1998 en 1999 diverse overheden en organisaties aangeschreven en overleg gevoerd over de handhaving van de regels van het Lijkomhulselbesluit. Mede omdat de klachten door het ministerie van Binnenlandse Zaken en de milieu-inspectie niet serieus worden genomen – het leidde althans niet tot enige concrete actie van die zijde – gaat de LOB zelf zorgen voor strengere handhaving van de regels voor lijkhoezen. Ook het gebruik van zinken binnenkisten die gebruikt worden voor het internationaal vervoer en die daarna ook mee het graf ingaan, zou passé moeten zijn.

Volgens Kees Hollestelle, manager van begraafplaats Oud Eik en Duinen in Den Haag en als LOB-bestuurslid bezig met dit vraagstuk, is het een probleem dat echt leeft. “Bij iedere bijeenkomst van beheerders kom je dit item tegen. Logisch, want bij het ruimen komen ze de gevolgen tegen. Op onze begraafplaats worden nu bijvoorbeeld graven geruimd uit 1985 en daar is één op de vier lijken nog verpakt in een lijkenhoes. Ik vind dat medewerkers moeten weten met wat voor soort materialen ze omgaan.”

Reglement aanpassen
De meest eenvoudige oplossing, meent de LOB, is wanneer de leden voor hun begraafplaatsen twee regels vast stellen. Allereerst: een verbod op het gebruik van zinken binnenkisten. Dat betekent dat overledenen die uit het buitenland komen, moeten worden omgekist of dat het zink geheel moet worden verwijderd. Op zich niets nieuws, want bij crematoria gebeurt dit al. En ten tweede: de verplichting voor uitvaartondernemers (en families die niet van de diensten van een uitvaartondernemer gebruik maken) om op te geven of er een lijkhoes is gebruikt in de kist. Wanneer dat het geval is moet men kunnen bewijzen dat het gaat om een hoes die voldoet aan de normen van het Lijkomhulselbesluit.

Om deze regels bindend te maken moet een bepaling worden opgenomen in de verordening of het reglement van een begraafplaats. Er moet ook feitelijk gecontroleerd kunnen worden: de kist moet open kunnen om te worden geïnspecteerd. Dit hoeft uiteraard niet bij elke kist te gebeuren; het idee is dit steekproefsgewijs te doen, bijvoorbeeld bij elke vijfde of tiende kist. Uit piëteitsoverwegingen voor de familie moet dit discreet gebeuren; het is belangrijk dat de familie het niet hoeft te zien. De kist kan opengemaakt worden vòòr het dalen van de kist. Of, als het gebruikelijk is om een kist in aanwezigheid van de familie te laten dalen, nog in het uitvaartcentrum voor het sluiten van de kist, bijvoorbeeld vlak voor of vlak na het bezoekuur.

Modelbepaling
De LOB heeft hierover in november alle leden aangeschreven en geadviseerd om een modelbepaling in het reglement of verordening van de begraafplaats op te nemen. Daarin wordt het gebruik van zinken en andere metalen of kunststof (binnen)kisten verboden. Ook zal bij elke hoes die gebruikt wordt aangetoond moeten worden dat de hoes voldoet aan de eisen van de wet. Een goede lijkhoes moet voldoen aan een aantal eisen qua doorlaatbaarheid van water en lucht, en trek- en vouwbestendig zijn. Voorts moet het materiaal honderd procent biologisch afbreekbaar zijn. Ook andere omhulsels zoals lijkwaden moeten zijn samengesteld uit natuurlijke stoffen. Om te voorkomen dat iedere ondernemer of leverancier zijn hoes zou moeten laten testen, is het denkbaar dat leveranciers in overleg met de LOB een keurmerk ‘biologisch afbreekbare lijkhoezen’ invoeren, ontwikkeld en goedgekeurd door TNO of een ander onafhankelijk instituut. Dat maakt controle makkelijker. Met een dergelijk certificaat, samen met een aankoopbewijs, kan de begrafenisondernemer aantonen dat hij een goed product heeft gebruikt. Het certificaat kan bij het formulier over de overledene worden gevoegd. Op het formulier geeft de ondernemer aan of hij wel of geen hoes heeft gebruikt en van welke fabrikant. Bij het latere ruimen weet de beheerder dan wat hij kan tegenkomen. De LOB heeft met deze regels de intentie om een waardige wijze van lijkvertering te garanderen en ook om voor de werkomstandigheden van de begraafplaatsmedewerkers in de bres te springen.
 
Misverstanden
Hoe komt het dat er nog zoveel hoezen worden gebruikt die niet voldoen aan de eisen?
Volgens Kees Hollestelle is er niet altijd sprake van opzet. “Hoezen worden nu gebruikt bij een thuisopbaring en bij lijkvinding of een ongeluk. Er liggen gewoon nog oude, niet-afbreekbare hoezen op de planken. Op een gegeven moment zullen ze op zijn bij de uitvaartondernemers. Hoe het met de fabrikanten zit, weet ik niet. Als zij ze verkopen als goedkope aanbieding, dan schiet het natuurlijk niet op. Ondernemers willen natuurlijk best een goede hoes leveren en het merendeel gaat er ook vanuit dat ze dat doen; ik denk niet dat er sprake is van moedwillig overtreden.”

Dat denkt LOB-voorzitter Willem van der Putten ook niet, maar hij weet wel dat het rond dit onderwerp ‘bol staat van de misverstanden’, ook of juist bij toeleveranciers. “Als een firma zegt dat zijn hoezen goed zijn, omdat ze van vergankelijk materiaal zijn, zegt dat nog niets. Het gaat om de eigenschappen van dat materiaal, niet om het materiaal zelf. Afbreekbaar materiaal is op zich geen garantie voor een goede hoes. Lijkhoezen mogen van beton zijn, bij wijze van spreken, als ze maar de juiste eigenschappen hebben. Nog een voorbeeld. Als ik onlangs in het blad van een kistenfabrikant lees over een ‘klacht’ die door de politie was gemeld over oude lijkhoezen waarin gaten vielen en de directeur van het bedrijf zegt dat dat juist goed is, dan klopt dat niet. Want die dingen moeten niet spontaan uit elkaar vallen, maar alleen na een bepaalde periode met een lijk er in. Niet zomaar. Kortom, het moet gaan om de juiste eigenschappen op het juiste moment. Maar daar let de toeleveranciersbranche niet op. Dit laatste voorbeeld staat niet op zichzelf. Ik ken diverse mensen die zelf op verschillende manieren hoezen hebben uitgeprobeerd, waarbij bleek dat die hoezen niet aan de normen voldeden. Het staat voor mij als een paal boven water dat er veel hoezen in omloop zijn die niet aan de eisen voldoen.”

Volgens Hollestelle moeten de hoezen op de juiste eigenschappen getest worden. Dat is primair de zorg van de branche, de uitvaartondernemers als gebruikers en hun leveranciers. Met een testcertificaat kan aan alle verwarring een einde komen. “En hoezen zonder certificaat zijn dan niet meer toegestaan. Als de verhalen van fabrikanten en leveranciers dat hun hoezen aan de normen voldoen kloppen, zal de test voor hen geen enkel probleem vormen.”

Geheimhouding
Die verwarring is er ook omdat fabrikanten over de technische samenstelling van de afbreekbare hoes en haar eigenschappen nauwelijks productinformatie willen geven, aldus Hollestelle. René Wiegman van Hesselmans International kan dat wel verklaren: “In verband met de concurrentie vertel ik de technische samenstelling van de H95 niet (een volgens Hesselmans afbreekbare hoes, PP); deze zijn wel afgegeven bij het ministerie van Binnenlandse Zaken, maar ik ga deze niet zomaar vrijgeven.”

“De hoes is verpakt in een folie waardoor de hoes nog niet defragmenteert als hij niet in gebruik is,” vervolgt hij. “De hoes is in negentig dagen biologisch afbreekbaar. De biologisch afbreekbaarheid wordt per vijfduizend zakken gecontroleerd. Ter controle begraven we een hoes met daarin een paar kilo varkensvlees (varkensvlees lijkt qua samenstelling het meest op mensenvlees, PP) en deze moet dan verteerd zijn binnen de termijn van drie maanden. De samenstelling van de hoes is zodanig dat hij gaat ontbinden door de combinatie van zuurstof en bacteriën. Deze vertering gaat overigens sneller in zandgrond dan in veengrond. Een biologisch afbreekbare hoes is zo’n vijf à tien procent duurder dan de niet afbreekbare, die rond de dertig gulden kost. Maar meestal is de begrafenisondernemer wel bereid iets meer te betalen, als de kwaliteit goed is.”

Maar zijn uitvaartondernemers sowieso niet verplicht, volgens het Lijkomhulselbesluit, om biologisch afbreekbare hoezen te gebruiken? Bij navraag bij de NUVU Inkoopcombinatie blijkt dat uitvaartondernemers daar ook gewoon van uit gaan. “Als fabrikanten zeggen dat het biologisch afbreekbaar is, dan geloven wij dat,” aldus een woordvoerder. “Dat kunnen we uiteraard ook niet zelf controleren.” Zij ondervinden er later ook niet de vervelende gevolgen van.

Als het aan Wiegman ligt mag de discussie trouwens nog wel verder gevoerd worden. “Want waar houdt de biologische afbreekbaarheid op? Kisten moeten dan ook voldoen aan de eisen. Bovendien mag het lijk zelf in Nederland nog steeds synthetische kleding dragen, en gebitten zijn vaak gevuld met amalgaam. In Duitsland mag het lijk alleen nog begraven worden in een lijkwade, deze zijn meestal van katoen en breken snel af. Maar in Nederland is men te liberaal voor zo’n gebod.”

Milieu-inspectie
En wat doet de overheid? Kees Hollestelle ziet zelden milieu-inspecteurs op zijn begraafplaats in Den Haag. “Je hebt twee soorten milieu-inspecteurs. Eén in het kader van de advisering over de Wet op de lijkbezorging, maar die blijft achter zijn bureau zitten. En een ander die in het kader van de Wet milieubeheer het reilen en zeilen op de begraafplaats beoordeelt. De laatste kijkt of aan alle veiligheidsvoorwaarden is voldaan. Of de opslag van olie, vetten, benzine en machines wel goed is geregeld, of het afval op de juiste manier wordt verwerkt. Controle op de naleving van de regels van de Wet op de lijkbezorging en het Lijkomhulselbesluit ziet de inspectie niet als haar taak.”

Drs. Marsie Jonkers, beleidsmedewerker op het ministerie van Binnenlandse Zaken en (onder andere) verantwoordelijk voor de Wet op de lijkbezorging: “Het ministerie geeft alleen richtlijnen aan, het ministerie van VROM moet controleren of deze ook worden nageleefd. Dat er weinig controles worden uitgevoerd is dus een zaak van de regionale milieu-inspecteurs en van de VROM. Zij zullen wellicht andere prioriteiten stellen. Ik vind het overigens prima als de organisaties het probleem zelf oplossen. Dus ook als een test-certificaat als oplossing uit de bus rolt.” Verder is hij zonder meer bereid de technische samenstelling van een goede lijkhoes voor ons op te zoeken en naar ons toe te sturen. We moeten alleen even geduld hebben. “Die wil ik graag voor u opzoeken, maar op het moment zijn we druk met bezig met de staatsbegroting en die gaat even voor.” Hij laat verder weten dat er overigens geen plannen zijn om de regels voor kisten en de kleding van een overledene verder aan te scherpen. Dr. Cor van den Bogaard, inspecteur Medische Milieuzaken van de Hoofdinspectie Milieuhygiëne, op het ministerie van VROM verantwoordelijk voor zaken rond lijkbezorging, is kort en krachtig. Hij vindt dat de betrokken partijen (toeleveranciers, uitvaartondernemers en begraafplaatsen) het probleem zelf uit de weg moeten helpen.

LOB-voorzitter Willem van der Putten: “Wij weten dat we van de overheid niets te verwachten hebben. We hebben in september in het Platform Uitvaartwezen gemeld deze zaak nu zelf serieus aan te pakken. Alle betrokken branche-organisaties zijn nog eens apart aangeschreven. Wij adviseren LOB-leden uiterlijk 1 mei 2002 uitsluitend geteste hoezen te accepteren. En om daar streng in te zijn. De branche heeft dan een half jaar de tijd gehad om er voor te zorgen dat ze eindelijk doet wat ze al tien jaar had moeten doen: zorgen dat ze de juiste hoezen gebruikt. Een half jaar moet ruim voldoende zijn. Als er dan geen hoezen met goede testrapporten zijn, wordt de lijkhoes maar weer geruild voor de antieke zak met zaagsel op de bodem van de kist.”