Leren van Elkaar
© Anja KrabbenEind 2013 vonden er twee bijzondere bijeenkomsten plaats – de ene in Groningen, de andere in Amsterdam. Bijzonder omdat op beide plekken onderzoekers en mensen uit de praktijk bij elkaar kwamen, met als doel kennis te vergaren en te delen over de funeraire cultuur in Nederland. Een verslag. En een vooruitblik naar wat dit kan betekenen voor begraafplaatsen.
In Groningen organiseerde het netwerkproject ‘Memento Mori / Levend Erfgoed’ het symposium ‘De dood van het kerkhof’. Dit netwerk richt zich op onderzoek naar ‘sterven en begraven in Noord-Nederland en Noordwest-Duitsland’ en is dus regionaal – maar dat wil niet zeggen dat de uitkomsten niet interessant kunnen zijn voor andere begraafplaatsen.
Binnen het netwerk werken een aantal erfgoed- en kennis¬instellingen, kerken en gemeenten aan beide zijden van de grens samen, sinds 2012. Plannen genoeg: het ontwikkelen van een digitaal museum met objecten rond dood en begraven, het maken van een database en het vormen van een expertisenetwerk.
Je netwerk uitbreiden
Wetenschappers, ambtenaren, beheerders en anderen kwamen samen op de Universiteit van Groningen om met elkaar van gedachten te wisselen over de vraag of en hoe begraafplaatsen behouden kunnen worden. Kernwoorden waren beheer, behoud en onderzoek, want, zo hield hoogleraar Bart Ramakers en inleider van de dag de circa honderd aanwezigen voor: “Onderzoek is een vorm van behoud en beheer.” Weet wat je in huis hebt, dan weet je ook hoe je het moet ‘verkopen’, om het eenvoudig te zeggen.
Centraal stonden vragen waar veel gemeenten en andere eigenaren mee kampen: zijn begraafplaatsen vooral een last of kunnen ze ook een lust zijn? Bezitten ze naast een afnemende praktische ook een toenemende culturele waarde? Op welke wijze kan de noodzaak van financieel verantwoord beheer samengaan met cultuurhistorisch geïnspireerd behoud? Staan eigenaars er in dit opzicht alleen voor of kunnen andere stakehol¬ders helpen?
Of, zoals Ramakers het formuleerde: “Breid je netwerk uit. Met adviesbureaus, erfgoedorganisaties, cultuurfondsen en univer¬siteiten. En, niet onbelangrijk: werk samen met de mensen die op de meest basale manier met je begraafplaats bezig zijn: nabestaanden, buren, vrijwilligers.”
Begraafplaatsen hebben het niet makkelijk, in ‘dit tijdperk waarin er minder wordt begraven, de kosten van het onderhoud toenemen en er afnemende middelen beschikbaar zijn bij gemeenten en eigenaren,’ zo constateerde Jaap de Vos, werkzaam bij een adviesbureau. Maar is het enige antwoord afstoten of privatiseren? De vos gaf een sombere opsomming: “Er wordt minder begraven, de kosten van het onderhoud nemen toe en er zijn afnemende middelen bij gemeenten en eigenaren. Begraven heeft een lage dynamiek, komt weinig in de krant en veel plezier beleven de meeste mensen op dit moment niet aan begraafplaatsen, tenzij je van huis uit een enthousiasteling bent. Crematoria hebben een neus voor het aantrekken van mensen; ze bieden ook urnengraven aan. Begraafplaatsen verliezen zo een deel van de markt. Dan is er ook nog nieuwe concurrentie van natuurbegraafplaatsen. Een probleem is dat je niet aan de voorkant van het begraafproces zit, maar aan de achterkant. Iemand anders verkoopt jouw product.”
Kijk op een andere manier naar je begraafplaats, hield De Vos zijn gehoor voor: “Begraafplaatsen worden vaak opgevat als een verzameling van individuele graven. Er wordt weinig gekeken naar de collectieve betekenis van een begraafplaats. Maar het is onderdeel van de openbare ruimte, maakt deel uit van de groenvoorziening. Herken de toeristische waarde van je begraafplaats.” De oplossingen die De Vos aandraagt zijn bekend en hier al vaker genoemd, maar het kan geen kwaad ze nogmaals te herhalen: “Zorg voor een routekaart. Let op het onderhoud, dat heeft een ondergrens. Als die ondergrens wordt bereikt, ligt verwaarlozing op de loer. Communiceer meer en beter, door middel van onder andere open dagen. Betrek uitvaartondernemers actief bij je beleid, want zij verkennen voor jou de markt. Doe zoals begraafplaats Montjuïc in Barcelona, deze heeft sponsors.”
Landschapsarchitect Patricia Debie somde een indrukwekkend aantal kernwaardes van begraafplaatsen op. Graftuin: tuinkunststroming, ontmoetingsplek, groene parel; rustpunt: bezinning + contemplatie, groene enclave; cultureel erfgoed: tastbare tradities, vergaderruimte, galerie, buurthuis, diner-terras en wijnbar, erfgoedhuis, bibliotheek, expositieruimte, kinderdagverblijf, expressieruimte, kunst en cultuur. Sommige lijken wat vergezocht, maar het inspireert tot anders denken over de begraafplaats.