Lang leve de duisternis!
Dit is een themanummer over licht. Toch beginnen we met een pleidooi voor het niet verlichten van de begraafplaats. De begraafplaats als oase van donkerte in het vele lawaaiige strooilicht erbuiten.
Het geluid van de duisternis wordt versterkt door de hoge kreet van een ransuil die overvliegt. Zijn nachttaak zit erop en hij zoekt nu een rustplek bovenin een van de oude coniferen langs het Uilenlaantje. Nog steeds branden op de grijze graven de herdenkingskaarsjes van de vorige dag – als kattenogen die je bespieden in het donker. Bij iedere stap die je doet knipogen ze naar je, ‘Let maar op, jouw tijd zal nog komen.’ Zwart maakt plaats voor grijs. De contouren van de grote bomen tekenen zich af boven je hoofd. Het brede grindpad onder je voeten vormt een grijs lint dat zich voort kronkelt tussen de donkere bermen. Boven grafvelden maakt grijs plaats voor rozerood. Op de grote vijver ligt een deken van mist. Een eerste merel begint voorzichtig te fluiten. Kleuren worden zichtbaar. Het schouwspel boven de vijver wordt betoverend mooi. De eerste zonnestralen verschijnen en schieten mistflarden los. De gladde waterspiegel tussen de witte waterlelies weerkaatst het licht. Kan de zon de nacht overtuigender aan flarden schieten?