Hoe belastend is het werk op een begraafplaats?
Hoe zit het met de gevolgen van het dagelijkse werken tussen de doden en degenen die om hen treuren? Zijn begraafplaatsmedewerkers sneller overspannen dan andere beroepsgroepen? Hebben ze genoeg plezier in hun werk? Of wordt het hen ook wel eens teveel?
We beloofden het in het vorige nummer: meer aandacht voor de psychische belasting van het werken op een begraafplaats. Aanleiding: het onderzoek dat op De Nieuwe Ooster in Amsterdam is uitgevoerd door twee organisatieadviseurs.
Bij De Nieuwe Ooster werken 50 mensen verdeeld over zes teams. Het onderzoek dat Angeline Donk (organisatieadviseur en psychotherapeut) en Kees Verheijke (organisatieadviseur) verrichtten, spitste zich toe op degenen die dagelijks het meeste met nabestaanden en/of overledenen worden geconfronteerd: het begraafteam, het aula/crematoriumteam, en het administratieteam. In interviews met individuele medewerkers, vragenlijsten en het meedraaien op de afdelingen werd vooral aandacht besteed aan werkgerelateerde stress en de wijze waarop zich dat kan vertalen in het persoonlijke functioneren, maar ook in het functioneren van het team of zelfs de organisatie als geheel.
Compassiestress
Donk & Verheijke onderscheiden verschillende soorten van stress op het werk, die elkaar wederzijds kunnen beïnvloeden. Belangrijk voor begraafplaatsmedewerkers is de zogenaamde compassiestress. Deze stressvorm komt voor bij mensen die dienstverlenende werkzaamheden uitvoeren in aanwezigheid van de klant, cliënt of patiënt. Dat betekent dat je voortdurend rekening zit te houden met de mensen voor wie je werkt. Eigen stemmingen, meningen, behoeftes zijn ondergeschikt. Nu is het helemaal niet zo erg om je tijdens je werk een beetje in te houden; maar als er niet voldoende pauzemomenten zijn, kunnen er irritaties optreden, en psychosomatische klachten als hoofdpijn en RSI.
De neiging om je eigen emoties te onderdrukken is nog sterker aanwezig als je werkt voor een doelgroep die veel compassie (inlevingsvermogen en/of medeleven) oproept. Op een begraafplaats wordt van de medewerkers meer aanpassingsgedrag verwacht dan bijvoorbeeld van cassières in een supermarkt.
De confrontatie met mensen die iets ‘ergs’ hebben meegemaakt roept bij de meesten de neiging op om iets voor die mensen te willen doen. Angeline Donk: “Als je iemand ziet lijden pas je al gauw je stemming of je gedrag aan. Maar als je actief betrokken bent en verantwoordelijk voor hulp aan de ander en je moet een begrafenis leiden of een asverstrooiing, dan gebeurt er nog iets anders. Ten eerste moet je je enigszins kunnen inleven in wat de betekenis is van de situatie voor degene die je begeleidt. Ten tweede kun je persoonlijk geraakt worden door het leed wat je aantreft, dit wordt ook wel emotionele besmetting genoemd. Daardoor wil je erg graag iets meer voor die mensen doen, al was het alleen maar om je dan zelf weer wat beter te kunnen voelen.” De stressfactor hier bestaat uit het alsmaar zo goed mogelijk willen helpen. Daar is op zich niets mis mee. Maar als die spanning te lang duurt en er daarnaast ook nog sprake is van een te hoge werkdruk of van arbeidsomstandigheden die niet goed geregeld zijn, dan kan dit, afhankelijk van de persoon, ook in negatieve stress omslaan. Donk: “Wat je ziet in organisaties waar veel compassiestress heerst, is dat er veel gemopperd wordt. Vooral op elkaar. Er is vaak veel onderlinge ruzie, of iemand wordt tot zondebok gemaakt. Maar ook het management krijgt voortdurend de wind van voren, ook als deze, zoals bij De Nieuwe Ooster, al veel in het personeel heeft geïnvesteerd en er eigenlijk weinig reden tot klagen is. Het ongenoegen wordt dan de organisatie aangewreven terwijl het feitelijk voortvloeit uit de voortdurende dwang die men voelt om compassie te hebben en waar men niet meer van kan loskomen. Mensen kunnen zich dan niet meer ontspannen, ze hollen maar door, of ze gaan juist heel erg bot en cynisch doen. Dat laatste zie je in de uitvaartwereld wel meer, het is een soort afweerreactie tegen al dat lijden om je heen.”
Stress in je eentje?
Het is begrijpelijk dat dit soort verschijnselen zich kunnen voordoen op grote, drukke begraafplaatsen. Maar wat is nu het belang van een dergelijke onderzoeksaanpak voor de rest van begravend Nederland? Beheerders die alleen of met een of twee collega’s hun werk doen vinden dit misschien maar flauwekul. En het maakt natuurlijk ook uit of je werkt op een grote begraafplaats met crematorium waar acht uitvaarten per dag plaatsvinden, of dat je één keer per maand als koster van de plaatselijke kerk een begrafenis ‘erbij’ doet.
Kees Verheijke: “Ik denk dat juist op de kleinere dorpskerkhoven de psychische belasting enorm kan zijn. Als je dit werk alleen doet, vaak al 30 of 40 jaar – soms gaat het over van vader op zoon – dan is de druk groot hoor. Je komt nooit los van je werk, je moet je altijd maar gedragen, want je maakt deel uit van dezelfde gemeenschap die bij jou op het kerkhof komt. Mensen spreken je overal aan, ook op je vrije dag en bij de slager, steeds word je geconfronteerd met de nabestaanden. En gaat er ooit een keer iets fout bij een begrafenis, dan raak je dat de rest van je leven niet meer kwijt. Dat heeft enorme consequenties, ook voor je sociale leven.”
Natuurlijk is zo’n gemeenschapsrol ook prettig: niet voor niets zeggen veel begraafplaatsbeheerders (ook tijdens LOB-rayonbijeenkomsten) dat ze veel werkplezier ontlenen aan het feit dat je iets voor anderen kunt doen op een cruciaal moment in hun leven. Je komt veel verdriet tegen, maar je kunt wel degelijk iets betekenen voor deze mensen. Verheijke: “Het is fijn als je iets positiefs aan je werk kunt ontlenen. Maar dat wil nog niet zeggen dat de voortdurende compassie en de beschikbaarheid voor anderen altijd gezond voor je is. Op een gegeven moment kun je je als een uitgerekt elastiekje gaan voelen. En dan haak je af.”
Het onderzoek op De Nieuwe Ooster wordt gevolgd door een plan van aanpak en allerlei handreikingen om stress te voorkomen en verminderen. Om eenzelfde onderzoek te laten uitvoeren door een lokaal parochiebestuur of de kerkrentmeester die een kleine dorpsbegraafplaats beheert is natuurlijk geen optie. Angeline Donk: “Wat we wel graag zouden willen is gesprekken houden met beheerders en medewerkers van de kleinere begraafplaatsen. Om te horen hoe het gaat, hoe ze met dit soort zaken omgaan, welke oplossing zij hebben gevonden voor de emoties waarmee ze worden geconfronteerd. Als we die interviews dan bundelen en er een artikel over schrijven dan is het onderwerp in elk geval bespreekbaar en kun je elkaar goede tips geven – en ook een beetje ondersteunen.”
Oproep
Het werken op een begraafplaats kan ook stress met zich meebrengen. Altijd maar klaar staan voor verdrietige nabestaanden is mooi, maar vergt soms te veel van een mens. Wat zijn uw ervaringen in het omgaan met de emoties op de begraafplaats. Hoe gaan uw medewerkers daarmee om? LOB-leden die graag eens willen praten over dit onderwerp, ervaringen willen uitwisselen, advies nodig hebben of geïnterviewd willen worden door Donk & Verheijke, de organisatieadviseurs die het onderzoek op De Nieuwe Ooster hebben uitgevoerd, kunnen zich aanmelden bij: Pauline Harmsen, bij voorkeur per e-mail [email protected] of tel (020) 608 06 90.