Het nieuwe ossuarium

‘Ontwerp een ossuarium om nooit te vergeten,’ luidde de prijsvraag, die begraafplaats Orthen uitschreef, samen met het Bosch Architectuur Initiatief. Uit de 94 inzendingen werd een winnaar gekozen. Geen bizar knekelhuis, maar een monument voor het collectieve herdenken.

Het nieuwe ossuarium

© Pauline Prior

‘Ontwerp een ossuarium om nooit te vergeten,’ luidde de prijsvraag, die begraafplaats Orthen uitschreef, samen met het Bosch Architectuur Initiatief. Uit de 94 inzendingen werd een winnaar gekozen. Geen bizar knekelhuis, maar een monument voor het collectieve herdenken.

‘Ontwerp een ossuarium om nooit te vergeten,’ luidde de prijsvraag. Een ossuarium is een gebouwtje op een begraafplaats of een deel van een kerk, waar beenderen van overledenen worden bewaard (bijvoorbeeld de beenderen die worden gevonden bij het delven of ruimen van graven). Het woord komt van het Latijnse os, dat been betekent. Een ander woord is knekelhuis.

De begraafplaats Orthen, in beheer bij Stichting Solamen, heeft Martien van Osch, landschapsarchitect, de opdracht gegeven een structuurvisie te schrijven over de vernieuwing en de toekomst van de begraafplaats. De begraafplaats uit 1858 is in de loop der jaren al vele malen uitgebreid en is nu 12 hectare groot. Het heeft een parkachtige sfeer. Tijdens het maken van de structuurvisie kwam ook het ruimen aan de orde en de behoefte aan een nieuw, eigentijds ossuarium. Stichting Solamen had al eerder een prijsvraag uitgeschreven voor een nieuw columbarium en vond het voorstel van Van Osch om het Bosch Architectuur Initiatief (B.A.I.) hiervoor te benaderen een goed idee. Het B.A.I. schrijft elk jaar een prijsvraag uit voor een architectonisch werk waar iedereen op kan inschrijven, amateurs en professionals. Er kwamen 94 inzendingen binnen en daaruit werd door een zes-koppige jury een winnaar uitgekozen. De eerste prijs is de opdracht om het ideeënontwerp uit te werken tot een realistisch ontwerp.


Geen convenant

Het doel van deze open prijsvraag was het ontwikkelen van een bruikbaar ontwerp voor een ossuarium. Maar daarnaast, en nu citeren we de jury ‘wil men een bijdrage leveren aan de discussie over de vragen hoe om te gaan met het convenant Ethisch Ruimen, dat aangeeft dat overblijfselen in een doosje/ zakje worden verzameld.’ Ethisch ruimen lijkt de nieuwe norm te worden, ingegeven door het Comité van Waakzaamheid. Ook op begraafplaats Orthen probeert men te bepalen wat dit precies inhoudt en hoe ver je daarbij moet gaan. Toine Schalken, beheerder van de begraafplaats én een van de juryleden, zegt hierover: “Standaard ruimen we door de resten dieper in het graf te herbegraven. Kan dat niet, dan worden de overblijfselen op een gemeenschappelijke plek begraven. In de praktijk krijg ik echter weinig vragen over het ruimen. Als oplossing van het probleem wordt wel eens geopperd
om de resten te cremeren. Ik vind dat geen optie, want als een familie heeft gekozen voor begraven dan kun je het niet maken de overblijfselen te cremeren. De heren van het Comité van Waakzaamheid zijn hier ook langs geweest. We zijn ook van plan ethisch te gaan ruimen, maar we vinden het niet nodig daarvoor overblijfselen in een doosje/ zakje moeteneen convenant met het Comité te tekenen.
Maar het is dus wel degelijk een van de uitgangspunten geworden van de ontwerpwedstrijd.” In het programma van eisen bij de prijsvraag stond onder andere als verplichting dat het moest gaan om een kelder, gebouw, object, landmark of ruimte voor 12.000 stoffelijke resten die apart in een doosje of zakje worden gedaan. De afmeting van het doosje of zakje moet 25 x 25 x 50 cm. meten, een maat waarin de menselijke overblijfselen passen. Jean Stevens is bestuurslid van Stichting Solamen en stedenbouwkundige, ook hij zat in de jury. Stevens: “We willen graag aansluiten bij nieuwe opvattingen over ruimen. We willen inspelen op de wensen van nabestaanden, maar dat wil overigens niet zeggen dat de jaren ervoor niet ethisch werd geruimd. Misschien niet altijd even piëteitsvol, maar zeker niet onethisch.”

Over de eventuele financiële gevolgen van het besluit om de resten van elk individu in een apart doosje of zakje te doen, is nog niet nagedacht. Stevens: “Je kunt bijvoorbeeld besluiten tot een ruimingsbijdrage bij het uitgeven van een graf, want geld kost het. Daar zal onze financiële man eerst eens naar moeten kijken.”

Niet indivudeel

Een uitgangspunt bij de prijsvraag luidde dat het knekelhuis de individuele begrafenis niet overbodig zou maken. Het ossuarium is geen begraafplaats – het gaat hier immers niet om het individu; het betreft een monument voor het collectieve herdenken. Te persoonlijke opschriften zoals ‘Voor mijn lieve moeder’ zijn dan ook niet gepast. Martien van Osch: “De grootste angst van mensen is om niet meer herinnerd te worden en dus in de vergetelheid te raken. Die angst wordt bezworen door namen van individuen te plaatsen bij diverse vormen van herdenken. Bij dit ontwerp wilden we het abstracter en collectiever maken. Het is geen plek voor het gedenken van individuen. Veel ontwerpers gebruikten het doosje als vorm van herdenken, maar het ossuarium is er in algemene zin voor het gedenken van de dood en het leven. En dát vonden we terug in het ontwerp van de winnaars.” Ook wilde de jury liever geen duidelijke doodsymboliek in de vorm van knekels. Bij het programma van eisen staat: ‘overstijgen van de “platheid” (knekelhuis), geen rariteitenkabinet.’ Van Osch: “Een knekelhuis moet het bizarre overstijgen.” En ten slotte mag het ossuarium in verhouding niet te veel plek innemen op de begraafplaats. De 150 jaar oude begraafplaats is ‘erg groen’, zo omschrijft de jury in het programma van eisen, en opgezet in een orthogonaal systeem. Straks zal de begraafplaats zijn opgebouwd uit verschillende velden/akkers met een geheel eigen karakter. De prijsvraag voor een ossuarium kon ook worden opgepakt als een ontwerp voor een nieuw ‘veld’ in de groene context. Dat kon ook een gebouw zijn in een groene setting, als het maar niet te veel plek innam. Qua grootte mocht het niet concurreren met de al aanwezige objecten, zoals de kapel. Van Osch: “In de structuurvisie wordt gesproken over een informele as van de entree, via de kapel naar het ossuarium. Een informele as: dus géén strenge baan die door de begraafplaats wordt getrokken, maar een die zich vormt door zichtlijnen. De locatie van het nieuwe ossuarium moet ook een veilige plek zijn. Het aanwezige groen kan soms voor een onveilig gevoel zorgen. Overzicht, licht en sfeer moesten een belangrijk onderdeel uitmaken van het ontwerp.”
Jurylid mgr. drs. A.L.M. Hurkmans, bisschop van ’s-Hertogenbosch, vindt het groene karakter van de begraafplaats erg belangrijk, maar voegt eraan toe dat het ontwerp een ‘bijzondere akker’ zou kunnen zijn. Een akker waar wordt gezaaid en geoogst. Een einde, maar ook een nieuw begin. Bisschop Hurkmans: “Het is nog steeds zo dat een knekelput of knekelkelder een goede oplossing is voor het waardig en eerbiedig neerleggen van de resten van lichamen van overledenen. Met name wanneer er in een korte periode meerdere graven geruimd worden is een put of kelder een goede oplossing. Maar het kan ook in een speciaal knekelhuis zoals in Orthen, zolang het omgaan met resten van overledenen maar waardig gebeurt.”


Winnaar

De inzendingen waren zeer divers. Slechts één ontwerp zette de knekels centraal. De meesten ontwierpen een gebouw of gingen in op de plek. Het winnende ontwerp is een landschappelijk ontwerp, getiteld ‘Wè (Wat) doen we mee (met) ons moeder?’ De winnaars zijn Vincentde Gouw en Kim Brok. Zij mogen hun idee transformeren naar een uitvoerbaar ontwerp. De ontwerpers zijn er nog mee bezig, maar als de constructie en alle technische problemen zijn opgelost en de financiën rond zijn, dan kan het ontwerp er snel komen.
Jean Stevens: “Het is leuk dat er 94 ontwerpen binnen kwamen. We hadden daardoor echt iets uit te kiezen en te bespreken. Het gekozen ontwerp omvat 12.000 doosjes voor de resten van 12.000 overledenen. Maar als we die in één keer zouden neerzetten, zou dat een enorme investering met zich mee brengen. 12.000 is het aantal van alle overledenen die nu op de begraafplaats begraven liggen. Als je uitgaat van tweehonderd ruimingen per jaar, dan zul je bij de plaatsing van dit ontwerp, een ossuarium hebben dat zestig jaar mee kan. Dan laat je ook geen mogelijkheid open om in de loop der tijd andere ideeën te hebben of te krijgen over het bewaren van resten. De toekomst zestig jaar vooruit bepalen is waarschijnlijk geen goed plan. Bovendien kan het ook gebeuren dat de nu gebruikte materialen in de loop der tijd niet meer leverbaar zijn en dan zit je met een breuk. We onderzoeken nu dan ook hoe we dit willen gaan oplossen. Op dit moment wordt er met een constructeur gesproken over een grit, met niet afbreekbare deksels en daaronder een (botten)zak van afbreekbaar materiaal.Zo wordt het ontwerp vergankelijk en een geheel.” “Uiteindelijk is het de bedoeling,” vervolgt Stevens, “dat in het ‘dal’ wat ontstaat – een dal van ongeveer 1.200 m² groot – een aanduiding komt te staan. Een markeermo(nu)ment, om even bij stil te staan en eventueel te mijmeren over de vergankelijkheid. Er komen dus in geen geval naambordjes op, want mensen hebben al afstand gedaan van het graf. Wel kan misschien in een archief worden bijgehouden waar nabestaanden zijn gebleven.” En op die collectieve gedenkplek kan eventueel ook een bankje komen. Stevens: “De begraafplaats wordt de laatste tijd ook steeds meer als park gebruikt. Als deze landschappelijke ingreep uitnodigt tot een picknick en men gaat respectvol met de plek om, dan vind ik dat goed. Het gaat toch om wat de mensen willen. Als we de technische uitvoering hebben uitgewerkt en de financiering rond is, dan kan het ossuarium er snel staan.”