Geen hondenpoep maar konijnenkeutels
© Pauline PriorMidden tussen het architectonisch geweld van de Technische Universiteit Delft ligt een groen rustgebied: de algemene begraafplaats aan de Jaffalaan. In vroegere dagen reed men door een statige bomenlaan naar de aula. Deze laan is er nog steeds; maar nu zonder rouwauto’s.
De aula op de begraafplaats, met kenmerken van de Amsterdamse School, is uitgebreid en aangepast aan de moderne tijd. De akoestiek van het oude gebouwtje was slecht en is door het gebruik van isolatiewol en vele meters stof verbeterd. Het oude gedeelte van de begraafplaats stamt uit 1868 en ziet er verslonsd uit; ernaast ligt de keurige uitbreiding uit 1930. De dienstwoning wordt bewoond door een oud-medewerker; zijn aanwezigheid helpt om vandalisme te voorkomen.
Hans Schipaanboord is beheerder van de drie gemeentelijke begraafplaatsen in Delft. Tezamen goed voor vierhonderd begravingen per jaar. Voorlopig kampt men in Delft niet met ruimtetekort. Schipaanboord: “Op Iepenhof zijn nog vakken leeg. Op de oude begraafplaats op de Kanaalweg wordt alleen nog in bestaande graven bijgezet en op de Jaffalaan worden alleen nog familiegraven uitgegeven.”
De laatste jaren is er voor drie miljoen geïnvesteerd in de renovatie van het groen en de gebouwen. Schipaanboord: “Dat is geen kleinigheid. En ik ben blij dat ik naast mijn beheerderstaken de gemeente heb kunnen overtuigen van het nut van sommige vernieuwingen. Personeelszaken wordt door de gemeente geregeld: zij bepalen het salaris van onze zes medewerkers, maar de ‘slecht nieuws’- en functioneringsgesprekken doe ik zelf.”
Schipaanboord volgde zijn opleiding aan een tuinbouwschool. Het werk op de begraafplaats bevalt hem wel. “Je ziet hier tenminste niet in de hondenstront. En er worden ook geen koelkasten van drie hoog naar beneden gegooid. Want dat maak je mee als je in de groenvoorziening werkt, ook in Delft. Mensen zijn niet aan de algemene groenvoorziening gehecht en de mentaliteit ten opzichte van plantsoenen is niet best. Hoeveel auto’s worden er niet op het gras gezet?”
Voordeel van het werken op een begraafplaats is dat je echt in het groen werkt, vertelt Schipaanboord. “Rondom de graven heb je te maken met fijn groen, dus het hovenierswerk is alom aanwezig. Het is schoner groen dan buiten. Behalve de grote bomen en heesters hebben we een paar jaar geleden al het kleine groen eruit getrokken en alles opnieuw beplant.” De haag met Italiaanse populieren, beeldbepalend voor ‘Jaffa’, zijn tijdens die grote schoonmaak onderzocht en bijgeplant. “We zijn fiks te keer gegaan. Toen merkte ik wat een gouden medewerkers ik heb.”
“We doen alle werkzaamheden zelf,” vervolgt Schipaanboord. “Alleen het grasmaaien en het knippen van de hagen wordt uitbesteed. Ruimen zit wel in het functiepakket en gebeurt eens per jaar, in een beperkte periode.”
Konijnen vormen een probleem aan de Jaffalaan. “Die vreten zich hier helemaal klem. De Flora- en faunawet verbiedt ons er iets aan te doen, maar het grasveld ligt vol met keutels. En voor je het weet heb je tienduizend gulden schade aan je planten. We planten ook niets meer aan. We hebben geprobeerd om de last te beperken door de konijnen voedsel te geven, maar dat hielp niet, evenmin als de fretten en de roofvogel die we hebben gehad – die vloog weg omdat het gebied te klein is. Nabestaanden gingen gaas om de planten zetten. Kortom er is van alles geprobeerd, maar niets helpt. Ik wil niet alle konijnen kwijt – dat lukt toch niet -, maar het moet wel gereguleerd worden.”
Het oude gedeelte van de begraafplaats blijft voorlopig zoals het is. Schipaanboord: “Er is een voorstel van Delftia Batavorum, een groep die zich bezighoudt met de historie van Delft, het oude gedeelte te laten screenen op mensen die iets voor Delft hebben betekend. De graven dateren van rond 1800 en zijn voor onbepaalde tijd uitgegeven; de rechthebbenden zijn er niet meer. De waardevolle monumenten wil ik laten adopteren. De andere graven worden weer opnieuw uitgegeven, onder restrictie dat de graven moeten voldoen aan strenge eisen. Gepolijste hardsteen graven bijvoorbeeld detoneren teveel en zijn taboe. Bij de renovatie in 1997 is de begraafplaats in vakken opgesplitst. De grote bomen, het mos en de oude monumenten, struiken hulst, varens en broodboom zijn de bouwstenen die blijven.”
Maar voor de rest is de klant koning, vindt de beheerder. “Als iemand een columbarium van drie meter hoog wil plaatsen en ik kan er een goede plek voor vinden, dan vind ik dat prima. De begraafplaats wordt er waarschijnlijk mooier op, wat je niet altijd kunt zeggen van de ‘confectie-monumenten’ van nu. Nederland kent een hoogconjunctuur. Zodoende besteden mensen meer geld aan gedenktekens.”
Schipaanboord ziet de toekomst zonnig in. “Het gaat goed met de drie begraafplaatsen. Er is genoeg plek. Op Iepenhof zijn 2600 keldergraven. De lening die we daarvoor hadden afgesloten is voor een groot gedeelte afbetaald, dus de kapitaallasten liggen lager dan voorgaande jaren. In het algemeen kan je zeggen dat een geprivatiseerde begraafplaats op de korte termijn goedkoper zal zijn, maar er is geen enkel bedrijf dat uit filantropische ideeën een sociaal maatschappelijke taak overneemt. De vraag is dan: wat moet een begraafplaats zijn? Een dodenakker, een park, een rustplek die er verzorgd uitziet of laat je de natuur zijn gang gaan? Wij beheren het zo dat de bezoekers tevreden zijn en dat het aanzien de moeite waard is, maar het is geen topkwaliteit. Kritiek van bezoekers gaat het meestal over de verwaarloosde monumenten. Over het groen krijgen we weinig commentaar. Op het oude gedeelte is vroeger waarschijnlijk veel gespoten, daardoor is de grond verarmd en hebben de mossen een kans gekregen. De mossen geven een speciaal karakter aan dit stuk. We gaan nu kijken wat er gebeurt als we de natuur zijn gang laten gaan.”