Een begrafenis is nooit mooi
© Pauline Prior“Langere tijd dagelijks met de dood omgaan geeft een psychische belasting,” meent Henk Klukkert, beheerder van de Oude en Nieuwe Algemene Begraafplaats in Huizen. Maar ondanks dat heeft hij ‘prima werk’, vindt hij. Zijn dagelijkse werk bestaat uit het bijhouden van de administratie en leiding geven aan vier medewerkers. Verder werkt hij mee aan het onderhoud van het vele groen en als het nodig is, is hij ook voorloper en grafdelver. “Minder leuk zijn de opgravingen, die doe ik niet graag.”
De Oude en Nieuwe Algemene Begraafplaats in Huizen, gelegen in het Gooi, bestaat uit twee gedeelten die van elkaar gescheiden zijn. De oude begraafplaats, die uit de tijd van Napoleon dateert (circa 1810), ligt midden in het dorp en is rond 1900 een keer geruimd. De nieuwe begraafplaats is in 1950 aangelegd en ligt naast een nieuwbouwwijk.
Op deze gemeentelijke begraafplaats zijn alle gezindten welkom, maar in de praktijk wordt tachtig procent van de 180 begrafenissen per jaar voorgegaan door een dominee. Veel leden van de gereformeerde bond vinden in Huizen hun laatste rustplaats. Maar met de hervormde kerk, die honderd meter verderop staat, heeft de oude begraafplaats nooit direct een relatie gehad. De toren van de kerk is zelfs eigendom van de gemeente.
Beheerder Henk Klukkert (55) werkt al dertig jaar op de begraafplaats. “Als jongen werkte ik korte tijd in groenten- en fruitkwekerijen, maar ik kwam al snel bij de gemeentelijke begraafplaats terecht. Ik geef leiding aan vier medewerkers en voer de administratie. Deze is geautomatiseerd maar het systeem deugt niet. Ik zit aangesloten op de moedercomputer van het gemeentehuis en dat sluit niet goed aan. Daarom maak ik nog veel gebruik van het oude kaartsysteem. Dat staat echter niet op naam, maar op graf, wat ook weer erg lastig is, want ik denk dat hier wel dertig Pieter Rebels liggen en die houd ik ondanks mijn lange diensttijd toch niet uit elkaar. Verder werk ik mee aan het onderhoud van het vele groen en als het nodig is ben ik ook voorloper en grafdelver. Prima werk.”
“Minder leuk zijn de opgravingen, die doe ik niet graag. Op deze begraafplaats ruimen en schudden we zelf. Het gaat meestal om een enkel graf, maar als ik na vijf jaar iemand al moet opgraven weet je van tevoren dat het niet zo’n prettig gezicht zal zijn. Nog los van het risico dat je erbij loopt – al draag ik wel een special ruimingspak.”
Wat dat betreft zijn de arbeidsomstandigheden ‘stukken beter geworden’, meent Klukkert. “Vroeger deed ik veel ruimingen met blote handen, zonder handschoenen, en zonder goede laarzen. Het is een wonder dat ik er niets aan heb overgehouden. Daarom vind ik de Arbo-wet een grote vooruitgang. We hebben niet alleen beter materiaal gekregen, ook is het werk minder zwaar. Vroeger tilde ik zakken van vijftig kilo, dat gewicht is nu teruggebracht naar zeventien en een half. Daardoor kan ik het werk ook langer volhouden.”
“Toch vind ik niet dat de waardering voor het werk is toegenomen. Ik denk dat dit vooral aan de mensen van de begraafplaats zelf ligt. Onderling praten we wel over de psychische belasting die het werk met zich meebrengt, maar misschien zouden de medewerkers meer durf moeten opbrengen en ook aan anderen over hun werk vertellen. Want we begraven echt niet alleen maar mensen van negentig jaar, maar ook kinderen. Dat kan belastend zijn. Stel dat je vrouw in verwachting is en dat je een doodgeboren baby moet begraven, dan realiseer je je goed dat het jezelf ook kan overkomen. Zelf heb ik een paar jaar geleden mijn eigen broer hier begraven. Hij was 53 jaar. Toen liep ik achter de kist in plaats van ervoor en dat raakte me erg. Kijk, als alles voor de wind gaat en je hebt thuis geen moeilijkheden dan kun je dit werk wel aan, maar ook in moeilijke persoonlijke omstandigheden wordt van je verwacht dat je dit werk doet.”
Ook als privé alles op rolletjes loopt, is het werk geestelijk zwaar. Klukkert: “Langere tijd dagelijks met de dood omgaan geeft een psychische belasting. Ik heb redelijk wat collega’s gehad die het niet aankonden en die met dit werk moesten stoppen. Als leidinggevende ben ik daar zeer op gespitst. Ik let goed op of iemand niet te veel hooi op zijn vork neemt of thuis in de problemen zit. Dan probeer ik zo iemand te ontzien. Ik krijg dan hulp van mijn baas, de gemeente. Het bedrijfsmaatschappelijk werk vangt zo iemand op. Overplaatsen naar een andere afdeling binnen de gemeente is lastig, omdat mensen speciaal voor de begraafplaats zijn aangenomen. De gemeente Huizen heeft al jaren een personeelsstop. Ze ontslaan niet gauw iemand, maar de kans zit er dan toch in dat zo’n collega zijn ontslag krijgt.”
Dood en begrafenissen zijn nu eenmaal per definitie verdrietige dingen. Op de vraag wat hij een mooie uitvaart vindt, antwoordt Klukkert: “Een begrafenis is nooit mooi. Het kan natuurlijk wel eens een opluchting zijn, maar het is een afscheid van een leven en voor de meeste nabestaanden is dat een heel verdrietige zaak. Om het mooi te maken kun je veel aandacht besteden aan de aankleding ervan, maar dat stelt in wezen niets voor.”
Toch spreken sommige uitvaarten hem meer aan dan andere. “Indrukwekkend vind ik begrafenissen van Molukkers. Zij zingen prachtig tijdens de plechtigheid. Ook mensen van het Leger des Heils nemen een koor mee en ook dat klinkt goed. We begraven hier soms met militaire eer en dan is er een muziekkorps bij en een vuurpeloton. Ik heb mariniers begraven en daar werd fluit en een trom gespeeld – dat ging me door merg en been, een vreselijk geluid.”
Veel vrij
Klukkert werkt vooral op de nieuwe begraafplaats. “Op de oude begraafplaats, die maar twee hectare groot is, worden geen nieuwe graven meer uitgegeven. Er worden gemiddeld acht mensen per jaar bijgezet. Het zijn allemaal eigen graven voor onbepaalde tijd, maar er worden ook veel graven geschud.”
De afdeling groen van de gemeente Huizen bestaat uit een paar man. De rest van het werk wordt uitbesteed. “Als het financieel haalbaar is, is uitbesteden handig,” meent Klukkert. “Want je bent van alles af.” Het werk zelf is seizoensgebonden. “Van april tot en met november moet er gewied worden en daarna bestaat het werk alleen nog uit begraven. Dat kunnen we met zijn vieren af. Wij huren die mensen ook in bij ziekte. Alles bij elkaar hebben we best veel vrije dagen. We werken regelmatig over op zaterdag, dat wordt gecompenseerd met vrije tijd.”
Opvallend op de oude begraafplaats zijn de taxussen, die zo groot zijn dat ze door de oude graven heen groeien. Klukkert: “Die bomen zijn speciaal. Vroeger was men vrij om te doen wat men wilde. Als men een boom wilde neerzetten, dan moest men dat zelf weten. Maar als er begraven moet worden en ze staan in de weg dan rooien we ze wel. Ik heb ooit een graf gegraven waarop een grote conifeer stond. Die boom had een penwortel met een dikte van dertig centimeter en een lengte van twee meter diep. Deze moest met de hand verwijderd worden, een fiks karwei.”
Op de nieuwe begraafplaats overheersen bodembedekkende vaste planten. Verschillende soorten planten in diverse kleuren sieren de rijen, het oogt rustig en uitgekiend. Vroeger was deze vorm van beplanting verplicht, vertelt Klukkert. Maar doordat mensen meer geld te spenderen hebben en de nabestaanden steeds vaker individuele wensen hebben over de aankleding van een graf, is het niet meer mogelijk deze collectieve stijl te handhaven. De planten worden goed bijgehouden. Nabestaanden betalen honderdtachtig gulden per jaar voor het onderhoud van groen en graf. Elke acht jaar worden de bodembedekkers vernieuwd.
Op de begraafplaats wordt op rij begraven, nabestaanden kunnen niet zelf een plek voor een graf uitzoeken. Klukkert: “Dit is zo geregeld om de kans op instorten te minimaliseren. Oorspronkelijk hadden de monumenten allemaal dezelfde maat, maar ook dit voorschrift wordt zoetjes aan losgelaten.” Wel is los grind op liggende grafmonumenten nog steeds verboden en mogen de struiken en bomen niet hoger dan één meter worden. Evenmin is een mausoleum toegestaan.
Het loslaten van de regels op de begraafplaats moet wat Klukkert betreft niet te ver gaan. “Dat op begraafplaatsen herdenkingen gehouden worden vind ik een goed idee, maar zoiets als picknicken op de begraafplaats gaat me te ver. Nou ja, ik vind wel eens flessen bier, dus eigenlijk picknicken ze hier al zonder toestemming. Meer passend vind ik het om de begraafplaats te gebruiken als natuurgebied. Er zitten hier heel veel zangvogeltjes, ze vinden zaad in al het groen. Dieren als vossen en egels vinden hier rust en voedsel. Vossen zijn een beschermde diersoort, om ze af te mogen schieten moet ik een jachtvergunning aanvragen. Ze vernielen de graven niet, dus laat ik ze gewoon lopen. Ze eten alleen vogels op en daar mag je als mens niet tussenkomen. Dat is een natuurwet. Op de oude begraafplaats heb ik ooit een konijnenplaag gehad. Met hun gegraaf en hun holen berokkenen de konijnen schade aan de graven en daar heb ik wel een einde aan gemaakt.”
Klukkert verwacht dat over tien jaar zowel de oude als de nieuwe begraafplaats vol is en dat er zal moeten worden uitgebreid. “Er zal een keuze gemaakt moeten worden of er een nieuwe begraafplaats bijkomt of dat de oude wordt geruimd. De rechten van de oude graven op de oude begraafplaats zijn vervallen aan de gemeente en kunnen zo weg. Op het nieuwere gedeelte van de oude begraafplaats wordt nog wel begraven. Als de keuze op ruimen valt, komt er tevens een stuk grond bij waar nu de gemeentelijke kwekerij gevestigd is. Ook zullen de graven van voor 1900 geruimd worden. Dat is aan één kant jammer, een oude begraafplaats is toch een geschiedkundig monument, maar ja, ooit houdt het op. In het kader van de efficiëntie is het handiger om alles te ruimen en de paden aan te passen aan het moderne materiaal.