Dierenliefde
Liefde voor konijnen is mooi, maar als diezelfde dieren bloemen aanvreten en holen maken onder graven dan kan de liefde voor de nabestaanden de bovenhand krijgen. De Partij voor de Dieren en de beheerder van Moscowa kruisen de degens over nut en noodzaak van afschieten.
In een vergaderzaaltje van begraafplaats Moscowa zitten locatiemanager André Kruijmer en Leo de Groot, voorzitter van de afdeling Gelderland van de Partij van de Dieren, aan tafel. Op tafel koffie en cake, op de agenda de konijnen van Moscowa. De begraafplaats heeft begin dit jaar een afschotvergunning gekregen voor konijnen. Dat is de Partij voor de Dieren in het verkeerde keelgat geschoten.
Kruijmer: “Kom eens in het voorjaar, als het gras nog te kort is voor de konijnen en ze zich aan de bloemen tegoed doen. Dan komen huilende families aan de balie. Die hebben plantjes neergezet en die zijn dan opgevreten. Bij chrysanten bijvoorbeeld is het net alsof er een mes overheen gegaan is.”
“Er zitten hier zo’n honderd konijnen, schat ik. Vanaf augustus, toen de jongen groot waren, zijn er twintig tot dertig afgeschoten. Wij kijken van tevoren wanneer het kan. Bij een koud voorjaar zullen de jongen later geboren worden. Dan schieten we later. We doen het alleen als er overlast is. Daarom laten we het doen door de boswachter en hebben we het niet uitbesteed aan een schietclub.”
“Wij zitten in een spagaat: we willen hier graag konijnen. Voor de beleving is het goed; dieren verzachten de pijn. Als ik ’s morgens vroeg de konijnen uit de struiken zie schieten, dan denk ik: we doen het goed. Maar als ze onder de graven holen maken, krijg je verzakkingen, schade en emotionele schade. Plantjes, dat begrijpen de mensen nog wel. Maar als ze een hol maken in het graf van oma, dan is het wat anders.”
Egocentrische periode
De Groot: “Voor een deel zie ik het probleem. Maar je kunt ook de natuur haar gang laten gaan. Wijs mensen van tevoren op de problemen: zet er geen anjers neer, maar worteltjes. We erkennen wel dat er mensen zijn die het erg vinden dat de bloemen opgegeten worden, maar ik heb ook mensen horen zeggen: ik wil niet op een begraafplaats komen waar ze schieten.”
“Bloemen en plantjes die opgegeten worden… dat hoort nu eenmaal bij het leven. Mensen die net iemand verloren hebben, zitten in een egocentrische periode. Ze zitten heel diep in zichzelf. Die mensen zouden nooit huilend aan de balie komen als ze niet dat verlies zouden hebben. Het is, denk ik, een soort uitlaatklep. Om nou te zeggen: er zijn 24 mensen komen huilen, we gaan nu schieten.”
Kruijmer: “Nou 24… in een jaar gaat het om honderden mensen. En we gaan niet zomaar schieten. Er is één vaste boswachter die het doet. Hij kent het gebied, alle vluchtholen, echte holen en nieuwe holen. Hij schiet heel gericht, alleen op dat ene konijn dat overlast veroorzaakt met een graf onder het hol. Nee, een konijn graaft nooit tot bij de kist. Er ligt altijd minimaal tachtig centimeter grond op de kist. Maar het graf wordt gevoelsmatig geschonden.”
De Groot: “Wij zeggen: als ze per se weg moeten, vang ze dan weg. Dat is in het verleden gedaan met fretten. De fret gaat het konijnenhol in en jaagt het konijn eruit. Als je dan bij de uitgang een hok neerzet, heb je het konijn gevangen. De konijnen kun je dan uitzetten op de Veluwe. Daar hebben ze een konijnentekort.”
Kruijmer: “Dat hebben we geprobeerd, maar zonder succes. De fretten blijven in het hol zitten als ze een konijn te pakken krijgen. Dan bijten ze zo’n konijn de keel door, geen pretje voor het konijn. En als je zo’n konijn ziet als ie in het vangnet gevangen zit… die gillen van de stress als kleine kinderen. Dat wil je niet meemaken.”
De Groot: “Dat verbaast me. Normaal lukt dat wel.”
Kruijmer: “Dan zie ik ze liever dood. De boswachter doet dat heel gericht, hij schiet niet met hagel, maar met een kogel. Het konijn is in één keer dood. Soms loopt hij hier een week rond (hij komt alleen ’s ochtends vroeg, voordat de poorten opengaan, HP) en schiet maar één konijn. Nee, hij schiet nooit mis. Bij twijfel schiet hij niet. Dan komt ie gewoon een dag later terug.”
De Groot: “Een redelijke aanpak? Wij zijn principieel tegen het afschieten van wilde dieren. Kijk, het leed van mensen wordt op zo’n plek uitvergroot. Maar we leven met z’n allen op deze wereld. Wat is een betere plek om dat te tonen dan op een begraafplaats waar het leven eindigt en het leven begint?”
Kruijmer: “Ik kan dat begrijpen. Maar de mensen zitten op dat moment in een andere fase. Als ze een half jaar later op de begraafplaats rondlopen, zeggen ze: hé leuk, daar loopt een konijn. Dan ervaren ze het heel anders.”
De Groot: “Je hoort altijd de mensen die klagen. De mensen die niet klagen hoor je nooit. Ik kom uit Arnhem en ik heb altijd gedacht: hier op Moscowa word ik begraven. Maar nu denk ik: wil ik dat wel? Je kunt altijd maatregelen nemen en bijvoorbeeld gaas om een graf zetten.”
Kruijmer: “Dat ziet er niet uit. Wij zouden alle konijnen kunnen afschieten, maar dan komen ze weer van buiten naar binnen. Wij nemen liever beheersmaatregelen om een evenwicht te behouden. Wij laten de konijnen gewoon zitten, en schieten alleen bij overlast.”
Schietvrij
En dan gaan Kruijmer en De Groot naar buiten. Overigens niet als kemphanen. Ze willen de argumenten van de ander leren kennen. “Kijk, hier heb je een hol,” wijst Kruijmer naar een hol dat onder een grafsteen gegraven is. “Dat wordt nog gebruikt. De boswachter heeft nog geen kans gehad het konijn te vinden. Wij schieten het konijn alleen af als hij bij dit hol hoort.” Dat kan weken duren, legt hij uit. “Als mensen klagen, zeggen we: we lossen het op, het lukt alleen niet binnen twee dagen. Als je het uitlegt, snappen ze het.”
Heeft de ontmoeting de standpunten veranderd? De Groot hoopt dat andere begraafplaatsen schietvrij blijven, maar zegt ook: “Wat nu naar voren komt, is dat ze alles eraan doen om het netjes te doen. Ik ben blij dat het alleen selectief gebeurt.” Kruijmer: “Ik ken de Partij voor de Dieren. Ik vind het goed dat er een partij is die ons er op wijst dat we zorgvuldig met het leven omgaan.”