De Gedenkteken Specialist wil dialoog
© Anja KrabbenWie bepaalt nu eigenlijk hoe een graf eruit mag komen te zien? De klant, de beheerder of de steenhouwer? Of alle drie samen? Volgens De Gedenkteken Specialist zijn de regels en voorschriften die begraafplaatsen hanteren ten aanzien van grafbedekking vaak te streng en niet op deze tijd afgestemd. Directeur Han Hondebrink pleit voor meer overleg tussen steenhouwers en begraafplaatsbeheerders.
In het juninummer van Uitvaart stond een ingezonden brief van de heer Han Hondebrink, directeur van De Gedenkteken Specialist franchise bv, waarin hij reageert op een eerder in de Uitvaart gepubliceerd artikel ‘Reglementen op de begraafplaats – Wat kan en wat mag?’ (Uitvaart mei 1999). In dit artikel kwamen twee begraafplaatsbeheerders aan het woord over hun totaal verschillende beleid ten aanzien van grafbedekking. De één laat de klant een grote vrijheid, de ander staat slechts één type grafmonument toe.
Hondebrink pleit in zijn brief voor een grotere vrijheid. Hij schrijft: ‘Helaas hebben wij het gevoel dat er af en toe te weinig rekening wordt gehouden met de wensen van nabestaanden bij de keuzemogelijkheden met betrekking tot de uitvoering van een gedenkteken. (…) Veel nabestaanden horen pas bij de aanschaf van een gedenkteken dat er restricties bestaan. Vaak kan er met inzet van de verkoper en gepaste creativiteit toch nog tot een passend gedenkteken worden gekomen. Maar op enkele begraafplaatsen heeft men naar onze mening geen rekening gehouden met een verandering van het klantengedrag. Onze organisatie is daar dagelijks mee bezig en is te allen tijde bereid om in een dialoog met begraafplaatsen te komen tot wederzijds inzicht waardoor de klanten van een begraafplaats en van onze organisatie optimaal kunnen worden geholpen.’
Uiteraard is een grotere vrijheid in grafbedekking direct in het belang van steenhouwers en van een franchise-organisatie als De Gedenkteken Specialist, die klanten werft met ‘persoonlijke grafmonumenten’. Maar uiteindelijk komt het alle partijen ten goede, denkt Hondebrink: de klant, de steenhouwer én de begraafplaats. “Ik heb die brief geschreven omdat de klant bij ons meestal voor het eerst geconfronteerd wordt met regels. Hij kiest voor een monument en hoort dan van de restricties, maar dan is het al te laat.” Het is niet alleen onwil van beheerders, meent Hondebrink: “Regelmatig horen we van beheerders, als ze aanwezig zijn bij een gesprek tussen ons en een klant, dat ze het wel anders willen doen, maar niet weten hoe. Dat ze niet weten wat de klant van vandaag wil en niet weten wat er allemaal op de markt is op het gebied van grafstenen. Wij hebben op dat gebied heel veel informatie in huis.”
Hondebrink pleit dan ook voor een dialoog tussen steenhouwers en begraafplaatsbeheerders. In zijn brief in Uitvaart richt hij zich rechtstreeks tot de beheerders. ‘Wij nodigen begraafplaatsbeheerders, kerkbesturen, colleges van B&W en bisdom dan ook uit om dit belangrijke onderwerp constructief aan te pakken door middel van een uitwisseling van ervaringen.’
Hoe ziet Hondebrink dit overleg in de praktijk voor zich? “Die samenwerking zou vooral op regionaal of eigenlijk micro-regionaal niveau moeten plaatsvinden, in de vorm van plaatselijke overleggen tussen begraafplaatsen en steenhouwers in een klein gebied. Een goed voorbeeld van hoe het kan is Oud Eik en Duinen in Den Haag. De beheerder aldaar nodigt alle steenhouwers in zijn gebied één keer per jaar uit om ze op de hoogte te brengen van de plannen van de begraafplaats. Dan wordt er bijvoorbeeld toegelicht waarom bepaalde regels zijn ingevoerd.”
Helemaal nieuw is de ‘klacht’ van Hondebrink niet. De LOB is zich terdege bewust van regelmatig voorkomende wrijvingen tussen beheerders en klanten over de toegestane grafbedekking. Al vanaf het begin. ‘De samenwerking met de Grafwerkcommissie van de Algemene Bond van Natuursteenbedrijven (ABN) wordt door de LOB van het grootste belang geacht,’ schrijft De Uytvaert in juli 1995 bij de oprichting van de nieuwe (toen nog) stichting. ‘Het komt immers nog al eens voor dat er fricties ontstaan tussen begraafplaatsen enerzijds en de natuursteenbedrijven anderzijds. Daar kan de regelgeving ten aanzien van plaatsing, afmetingen en vormen debet aan zijn. Die kan lijnrecht staan op de wensen die de nabestaanden aan de steenhouwer hebben aangegeven.’
Volgens Arie van Kooten, bestuurslid van de LOB, zijn er in het verleden diverse contacten geweest tussen de LOB en de ABN. “Ook is er bestuurlijk overleg geweest over enkele zaken. Het huidige bestuur is daar nog niet aan toe gekomen. Net als bij de steenhouwers zijn er grote verschillen in benadering van de klant,” zegt Van Kooten. “Veel begraafplaatsen informeren in hun regio al diverse leveranciers omtrent tarieven, bepalingen en dergelijke. Een leverancier van gedenktekens kan een belangrijke rol spelen bij de informatieverstrekking aan nabestaanden over wat wel en wat niet kan op een begraafplaats. Helaas vergeet men vaak de uitvaartondernemer te noemen, die met zijn voorlichting en bemoeienis ook een belangrijke rol speelt.”
Hondebrink onderkent dat de uitvaartondernemer een belangrijke intermediair is bij de informatieverstrekking aan de klant. “En veel uitvaartondernemers kwijten zich bijzonder goed van die taak.” Maar bij een dialoog tussen begraafplaatsen en steenhouwers zou het volgens hem niet enkel moeten gaan over het elkaar op de hoogte houden, maar ook over het waarom en de zin van bepaalde regels, over de veranderde wensen van de consument.
“Daar zijn we altijd voor,” zegt Willem van der Putten, voorzitter van de LOB. “Wij horen ook wel eens signalen dat er langs elkaar heen wordt gewerkt, of dat er steenhouwers zijn die zich nul-komma-nul van de voorschriften van maatvoeringen en dergelijke aantrekken. We vinden het een goede zaak dat Hondebrink hier aandacht voor vraagt en we kunnen beheerders alleen maar adviseren om regelmatig dergelijk overleg met een groep steenhouwers te hebben. Met meer beheerders samen zou dat goed regionaal kunnen.”
Een overleg op landelijk niveau, zoals tussen LOB en ABN, zal volgens Van der Putten niet direct resultaten opleveren. “Wel indirect, doordat we bijvoorbeeld onze leden-begraafplaatsen concreter kunnen adviseren bij problemen. Ik ben er altijd voor. Mijn ervaring is dat je toch altijd een paar dingen hoort waar je nog niet eerder aan had gedacht en dat je daar samen een oplossing voor kunt bedenken en die vervolgens propageren. Dat merkte ik ook na een overleg met het bestuur van de nieuwe vereniging van ruimingsbedrijven; men kwam met zaken die zeker een vervolg krijgen.”
Op de vraag of ook De Gedenkteken Specialist bij een dergelijk landelijk overleg een rol kan spelen, zegt Van der Putten: “Voor de heer Hondebrink en zijn collega’s trekken we graag de agenda. Iedereen kan bij het LOB-bestuur terecht met vragen of opmerkingen waar begraafplaatsen hun voordeel mee kunnen doen. Ook kunnen hun relaties, zoals steenhouwers, een probleem op tafel leggen. Dat kan een branchevereniging zijn, zoals de ABN, maar dat kunnen ook enkele bedrijven samen zijn.”
De LOB ziet het echter niet als haar taak de leden op te roepen tot een lossere regelgeving en een grotere vrijheid van grafbedekking voor de consumenten. “Nee, zeker niet. Wat enkele jaren geleden nog wel eens als klacht werd gehoord over de LOB, is dat die soms bevoogde en betuttelde. Dat wil het huidige bestuur niet. Wel willen wij leden graag oproepen om eens over deze materie na te denken en vooral eens op een aantal – meest de wat grotere – begraafplaatsen te gaan kijken wat daar staat. Men moet dan zelf bezien of men meer vrijheid in de keuze van monumenten op de eigen begraafplaats wil geven. Wij propageren in ieder geval een bewuste keuze te maken: meer of minder vrijheid in maten, uitvoering, materiaalkeuze en vormgeving. En vooral: duidelijke regels.”
“Wat niet goed is, is om dingen maar zo te laten omdat ze altijd al zo waren. Want de heer Hondebrink heeft gelijk, de consument vraagt om andere dingen dan 25 jaar geleden. We denken dat begraafplaatsen daar niet doof of blind voor moeten zijn. Bovendien zijn er tegenwoordig technisch veel meer mogelijkheden dan vroeger. Uiteraard kan men ook goede redenen hebben om een bestaand beleid te handhaven. Sommige begraafplaatsen lenen zich door hun inrichting en hun structuur niet goed voor alle denkbare monumenten.”
“Als beheerders overleg willen over de degelijkheid van bepaalde materialen, of wanneer ze voorbeelden willen zien van regelingen van andere begraafplaatsen, kunnen ze altijd contact opnemen met Wim Zaalberg van ons bedrijfsbureau in Dordrecht. Ook kunnen ze daar advies krijgen over hoe ze een wijziging van regels moeten aanpakken – iets wat in grotere organisaties als gemeenten soms nog niet zo simpel is.”