Arie van Kooten (1947 - 2010)
De besten gaan het eerst. In het geval van Arie van Kooten, ex-voorzitter van de LOB, die op 29 mei jongstleden op slechts 62-jarige leeftijd overleed, is die gedachte alom aanwezig. Enkele herinneringen aan en mooie woorden over een aimabel man.
Arie van Kooten had als beheerder/directeur van begraafplaats en crematorium De Essenhof in Dordrecht grote verdiensten voor de uitvaartsector, onder andere omdat hij in 1993 medeoprichter was van de Landelijke Organisatie van Begraafplaatsen. Mede door zijn gedreven inzet en deskundigheid groeide de LOB uit van een belangenvereniging met circa 150 leden tot een landelijk erkende brancheorganisatie met ruim 640 leden nu, waarbij zo’n 1.500 begraafplaatsen in heel Nederland zijn aangesloten.
Arie van Kooten was vanaf 1999, toen de LOB werd omgevormd tot vereniging, tot 2008 secretaris van ‘zijn’ LOB. In dat jaar kozen de leden hem tot voorzitter. Uit die functie, én als beheerder/directeur van De Essenhof, moest hij zich helaas al in 2009 om gezondheidsredenen terugtrekken. Hij bleef echter als zeer betrokken adviseur aan beide organisaties verbonden.
Het feit dat de Nederlandse begraafplaatsen grote stappen hebben kunnen zetten in de verbetering van hun dienstverlening en ook een zorgvuldig en professioneel beheer en behoud van de begraafplaatsen wisten te realiseren kan grotendeels op het conto van Arie worden geschreven.
Met zijn uitstekende contactuele eigenschappen en deskundigheid wist hij onder meer bij de politiek en ministeries in Den Haag deuren te openen en aandacht voor onze sector te wekken. Overdracht van kennis is altijd de sterkte van Arie geweest. Menigeen in ons vak zal zich hem herinneren als examinator bij het IPC in Arnhem, waar hij ook aan de wieg stond van diverse cursussen voor uitvoerders en beheerders van begraafplaatsen. Arie had een autoriteit in onze branche die hij altijd met een grote mate van betrokkenheid en veel charme uitdroeg.
Voor zijn vele werkzaamheden in de begraafplaats werd Arie van Kooten benoemd tot Ridder in de Orde van Oranje Nassau.
– Franc Korsten, voorzitter van de LOB
Ik leerde Arie van Kooten kennen tijdens een excursie op De Essenhof, georganiseerd vanuit de cursus Beheerder Begraafplaatsen en Crematoria. Toen ik tien jaar geleden het funeraire wereldje binnenstapte kon ik meteen bij deze cursus aanschuiven. Arie was één met de cursisten. Hij stond tussen ons, niet erboven: geen kapsones, geen betweterigheid en geldingsdrang. Wel geduld, aandacht en het talent om zaken eenvoudig uit te leggen.
Jaren later ontmoetten wij elkaar binnen het algemene keldergraven-project. Zowel De Essenhof (Dordrecht), De Nieuwe Ooster (Amsterdam) als Rhijnhof (Leiden) wilden tegelijkertijd overstappen van algemene zandgraven naar algemene keldergraven. Gezamenlijk trokken we langs diverse begraafplaatsen in Nederland en Duitsland om mogelijkheden te bezien en kennis van collega’s te delen. Al snel doopten we onszelf ‘de Daltons’. Niet alleen vanwege ons verschil in lengte, maar vooral vanwege de voorletters van de steden: DAL-tons. Ik als groentje heb dankbaar gebruik gemaakt van de kennis van Laurens Bos (Rhijnhof) en Arie. De kelders zijn gezamenlijk via een Europese aanbesteding ingekocht. Toch waren we alle drie als beheerders eigenwijs genoeg om ieder ons eigen keldersysteem te kiezen.
De afgelopen jaren kende ik Arie als voorzitter van de LOB, vooral vanaf de tijd dat ik consulent werd. Zijn voorzitterschap straalde aan de ene kant gezag uit, maar aan de andere kant ongedwongenheid. Zijn kennis over ons vakgebied was enorm: nestor van de LOB, vaarwel!
– Wim van Midwoud, LOB-consulent
Het meest opvallende aan Arie was zijn aimabiliteit, zijn gevoel voor humor en de kunst met iedereen overweg te kunnen. Iedereen vond hem aardig. Arie was erg gedreven en liet niet na te pas en te onpas het belang van de begraafplaatsen op de kaart te zetten. Daarbij was hij nooit drammerig of gelijkhebberig en dat sierde hem. Dat maakt immers dat iedereen die met hem te maken heeft gehad, steevast met een glimlach aan hem terugdenkt.
Soms vond ik hem zelfs wel eens té aardig. Je kunt een goede zaak bepleiten en het grootste gelijk van de wereld hebben, maar als je je gelijk wilt krijgen moet je soms ook de confrontatie aangaan. Dat laatste was niet Aries sterkste punt. Als het er op aankwam en er wat meer druk nodig was om iets van de grond te krijgen, dan kon hij het laten afweten. Hij mopperde dan wel vanaf de zijlijn of na afloop over het onbegrip of de ‘verkeerde’ inzichten bij de ‘tegenstanders’, maar soms was hij zelf gewoon niet doortastend genoeg geweest.
Dat was ook omdat Arie niet hield van ruzie of van tegenwind; hij wilde dat alles en iedereen zich voor het gezamenlijke doel inzette en gewoon gezellig meedeed. Zo deed hij dat zelf immers ook altijd! En dan met name achter de schermen, daar voelde hij zich uiteindelijk beter thuis dan in de openbaarheid. Hoeveel mensen hij niet belangeloos heeft geholpen; ze zijn op de vingers van geen duizend handen te tellen! Als iemand met een goed plan kwam of een probleem had, dan spendeerde hij er avonden achtereen aan om te helpen, dingen uit te zoeken, informatie aan te dragen, zodat de ander weer verder kon.
Zelf heb ik ook veel aan hem te danken. Want al twee jaar voordat hij zijn vervroegd pensioen in 2008 bij De Essenhof begon voor te bereiden (zijn gezondheid begon hem toen al veelvuldig in de steek te laten) begon hij mij te polsen of ik hem niet wilde opvolgen. Hij voelde zich zo verantwoordelijk voor de Essenhof, dat hij zeker wilde zijn dat de gemeentelijke begraafplaatsen en het crematorium in Dordrecht in goede handen zouden komen. Ik moest er eerst niks van weten, maar hij regelde het zo dat ik uiteindelijk gevraagd werd om te solliciteren en ik niet anders kon dan deze prachtbaan van hem overnemen. En toen ik vervolgens allemaal nieuwe plannen ging maken en veranderingen ging doorvoeren die hem helemaal niet bevielen (zo gaat dat met opvolgers natuurlijk altijd), bleef hij me publiekelijk steunen door dik en dun en toonde hij zich tevreden over het feit dat ‘zijn’ Essenhof in elk geval niet ‘in verkeerde handen’ was gevallen. Tot op zijn sterfbed – hij was toen al twee jaar niet meer in functie – hield hij zich bezig met de medewerkers en met hun toekomst. Hij droomde van personeelsuitjes en uitvaartondernemers, en stierf uiteindelijk in zijn louter nog denkbeeldige harnas: hij was een begraafplaatsbeheerder tot in het graf!
– Pauline Harmsen, directeur van crematorium en begraafplaats De Essenhof
Ik durf zonder meer te beweren dat Arie van Kooten de grootste fan was van De Begraafplaats. Bijna altijd als we elkaar zagen, spraken of mailden, kon hij het niet laten het blad een compliment te geven. Het is altijd prettig gewaardeerd te worden en Arie had geen enkele moeite complimenten uit te delen.
Ik durf hier ook wel te zeggen dat Arie misschien wel mijn favoriete LOB-bestuurslid was, en dat had wederom te maken met zijn enthousiasme, zijn vriendelijkheid en zijn toegankelijkheid, maar zeker ook zijn kennis van zaken en de bereidheid altijd direct antwoord te geven op vragen over begraafzaken waar ik – zeker in het begin was ik een leek op begraafplaatsgebied – niets van begreep. Bedankt Arie, voor die verborgen inbreng aan ons blad.
De laatste keer dat ik Arie zag, tijdens zijn afscheidsdiner als bestuurslid van de LOB, zag je hem duidelijk genieten, maar ook was goed zichtbaar dat hij constant pijn had. Waarom moet zo’n aardig mens zo’n lijdensweg ondergaan voordat hij ‘eindelijk’ mag gaan? Er schuilt geen enkele rechtvaardiging in, er is geen antwoord op het waarom, het is gewoon zo, het leven is niet eerlijk. Zijn enorme levensdrang en strijdkracht heeft uiteraard ook een rol gespeeld, een ander had het al lang opgegeven. Als knokker was Arie een fantastisch voorbeeld. Ik meen het oprecht als ik zeg dat ik hem zal missen, het is dan ook bijna niet voor te stellen hoe groot het gemis voor Els (zijn vrouw) moet zijn. We zijn het aan Arie verplicht ook haar niet te vergeten.
– Anja Krabben, hoofdredacteur De Begraafplaats