Bodemonderzoek t.b.v. (natuur-)begraafplaats
Rubriek: Beheer en exploitatieOnderwerp: a. PlanvormingVRAAG
Is er een bureau dat onderzoek doet naar mogelijke (on-)geschiktheid van de bodem t.b.v. een (natuur)begraafplaats?
ANTWOORD
Het is de LOB niet helemaal duidelijk of deze vraag als initiatiefnemer of als ambtenaar van de gemeente in deze kwestie wort gesteld. Het antwoord is derhalve algemeen, maar wel informatief en breed.
Voor zover ons bekent is er geen ‘instituut van overheidsweg’ dat onderzoek doet naar de bodemgeschiktheid voor de aanleg van een begraafplaats. Elk bodemkundig onderzoeksbureau kan bodemonderzoek uitvoeren (vb. Heijmans, Inpijn en Blokpoel, Tauw etc.). Interessanter is de vraag; waar moet de bodem aan voldoen om geschikt te zijn voor een begraafplaats? Oftewel, waar moet het bodemonderzoek aan voldoen en waaraan worden de resultaten getoetst? De vraag waar de bodem aan moet voldoen om te kunnen begraven volgt bijvoorbeeld uit de ‘Technische adviezen voor de inrichting van begraafplaatsen en graven”. Hierin staat:
“Inrichting begraafplaatsen
- Het bodemmateriaal van een begraafplaats bevat een zo groot luchthoudend poriënvolume, dat een voldoende mate van gasdiffusie in de bodem is gewaarborgd. Een ongestoord bodemprofiel van zand- of zavelgrond is het meest geschikt. Het bodemmateriaal mag voorts het proces van de lijkvertering niet in ongunstige zin beïnvloeden.
Gronden, bestaande uit klei of leem, zijn vanwege de geringe mate van doorlatendheid voor vloeistoffen niet geschikt. Zeezand (met een hoog chloridengehalte) kan bezwaarlijk zijn vanwege de conserverende werking van hoge zoutconcentraties. (Zand-) opspuitingen zijn eveneens minder geschikt, vanwege het geringe poriënvolume van het daarin veelal aanwezige slib.
- Het terrein van een toekomstige begraafplaats en dat van een uitbreiding evenals het gedeelte van een bestaande begraafplaats na ruiming wordt, vooraf en in zijn geheel, opgehoogd met materiaal dat aan het gestelde in sub I voldoet in geval de gemiddeld hoogste grondwaterstand zo hoog is dat de graven zich niet tenminste dertig centimeter boven dit niveau zullen bevinden, tenzij dit door verlaging van de grondwaterstand kan worden bereikt.”
Echter voorstaande zegt u nog niets over de technische eisen en waarden waaruit de bodem moet bestaan om te kunnen begraven. De bodem (of grond, zoals u het noemt) is uiteindelijk ook maar één onderdeel. Voor een volledig beeld dient er ons inziens een cultuurtechnisch onderzoek te worden uitgevoerd. Hier wordt onderzoek gedaan naar de ligging van het terrein, de hoogteligging, de bodemkundige- en de waterhuishoudkundige situatie.
Bij de aanleg van een natuurbegraafplaats krijgt u te maken met de Wet Ruimtelijke Ordening ( WRO) , de Wet op de Lijkbezorging en de Natuurwet. Vanaf half 2023 of zoveel later – als het kabinet besluit – wordt de WRO de Omgevingswet en schuift de Natuurwet daar ook bij in.
De data die nodig zijn voor de planwijziging ( aanpassing bestemmingsplan) en de vergunningverlening dient de betreffende initiatiefnemer zelf aanleveren. Bodemonderzoek, ecologisch advies met inventarisatie van eventueel aanwezige beschermde soorten, aanwezigheid/afwezigheid bodemvervuiling, stikstof-emissies die kunnen neerslaan op een nabij gelegen beschermd natuurgebied, effecten op het verkeer enzovoort. En voor de Wet op de lijkbezorging uiteraard ook over de grondwaterstand. Dit wordt aangeleverd door commerciële bureaus (zie boven), die daarvoor wel basisdata gebruiken die de overheid faciliteert, zoals de databank Flora en Fauna.
De overheid ( gemeente) toetst die. De vereisten verschillen (nu nog) wat per gemeente; dat wordt misschien eenduidiger als de Omgevingswet er is. Aan de initiatiefnemer zal meestal ook gevraagd worden een inrichtingsplan voor te leggen. Onder de Omgevingswet moet de initiatiefnemer zelf ook het overleg met de omwonenden en belanghebbenden organiseren.
Een natuurbegraafplaats heeft meestal een dubbelbestemming: begraafplaats en natuurgebied. Sommige gemeenten vragen de initiatiefnemer om de kosten die de gemeente maakt voor planwijziging en vergunningverlening vrijwel geheel te vergoeden via de legesverordening.
De kosten voor dit hele proces kunnen aardig oplopen, vooral bij evt. tegenwerking van omwonenden. 100K euro is maar zo uitgegeven, bij grote projecten zelfs meer. Tenzij de initiatiefnemer zelf veel kan en zijn uren niet in rekening brengt.
Tot slot, er zijn nogal wat bureaus die op dit vlak opereren, en ons advies is om er voor één te kiezen die in staat is zelf verschillende soorten onderzoek te doen en ook verstand heeft van het aanvraagproces. We hebben besloten geen advies te geven c.q. een voorkeur uit t spreken over welk bureau u in de arm zou moeten nemen, omdat we niet het ene bureau willen bevoordelen boven het andere en als LOB geen contacten of banden met deze partijen hebben.
EK nov22
28 november 2022