Opgravingsverzoek op bijzondere begraafplaats

Rubriek: Begraven en regelgevingOnderwerp: i. Opgraven / herbegraven

VRAAG

Indien wij als gemeentelijke begraafplaats een verzoek krijgen voor een opgraving en de overledene ligt op een kerkhof begraven dat geen gemeentelijke begraafplaats is, hebben we bij de afdeling Burgerzaken geen zicht of het verzoek van een rechthebbende af komt. Dit is een paar keer voorgekomen en dan konden we wel zien dat het kinderen of echtgenoten zijn die dit verzoek indienen. Wij vragen de beheerder van de betreffende bijzondere begraafplaats altijd of er geen bezwaar is tegen opgraving en bekijken natuurlijk of de grafrust is verstreken, maar vragen niet aan de beheerder of degene die dit verzoek indient de rechthebbende is of bijvoorbeeld contactpersoon c.q. belanghebbende?

Dienen kerken dit te registreren? En hoe moeten we als gemeente hiermee omgaan?

Oftewel: ‘hoe dient de gemeente te handelen indien het een verzoek betreft om de stoffelijke resten op te graven van een overledene welke begraven is op een bijzondere (niet gemeentelijke) begraafplaats’?

ANTWOORD

Voordat een vergunning tot opgraving verleend wordt, moet door degene die de vergunning voorbereidt altijd onderzoek gedaan worden naar een aantal zaken:

  • Bij de beheerder van de begraafplaats moeten een aantal zaken nagevraagd worden. Wanneer het een gemeentelijke begraafplaats betreft, is dat waarschijnlijk makkelijk te regelen, maar ook wanneer het een bijzondere begraafplaats betreft moeten er aan de beheerder van de begraafplaats vragen gesteld worden. Denk hierbij aan de volgende vragen (in willekeurige volgorde):
    • Is de wettelijke grafrusttermijn verstreken;
    • In de situatie dat de stoffelijke resten in een algemeen graf begraven liggen, zijn er personen boven de betreffende begraaflaag begraven. Indien dat het geval is, is voor die personen de grafrusttermijn verstreken;
    • In de situatie dat de stoffelijke resten in een particulier graf begraven liggen, wie is de rechthebbende op het graf.;
    • Wanneer de rechthebbende niet de aanvrager van de vergunning tot opgraving is, dient de rechthebbende schriftelijk toestemming te verlenen dat de stoffelijke resten opgegraven worden. Het verkrijgen van de toestemming is een verantwoordelijkheid van de aanvrager, niet van de gemeente of van de begraafplaatsbeheerder;
    • Verwacht de begraafplaatsbeheerder op grond van eerdere ervaringen dat de lijkvertering volledig verlopen zal zijn, of is er een reëel risico dat er (veel, mogelijk deels) onverteerde stoffelijke resten aangetroffen worden. Indien dat laatste het geval is, is het verstandig om in de vergunning aanvullende eisen op te nemen ten aanzien van de ‘verpakking’ van de stoffelijke resten;
    • Is het de beheerder bekend dat er eventueel onmin in de familie is ten aanzien van dit verzoek tot opgraving. Indien dat het geval is en de burgemeester besluit vergunning tot opgraving te verlenen is het raadzaak dat de overige belanghebbenden geïnformeerd worden dat de vergunning tot opgraving verleend is. Zij zijn belanghebbenden en kunnen op grond van de Awb bezwaar kunnen maken tegen de vergunning;
    • Indien de overledene begraven is in een algemeen graf en de aanvrager van de vergunning is niet degene die ooit de uitvaart geregeld heeft, dan is het raadzaam om ook die persoon in kennis te stellen dat de vergunning tot opgraving verleend is. Tenslotte is die persoon ook een belanghebbende welke op grond van de Awb bezwaar kan indienen tegen een verleende vergunning.
  • Je schrijft dat nu aan de beheerder de vraag gesteld wordt of er bezwaar is tegen de opgraving. Sympathiek om die vraag te stellen, maar het is een overbodige vraag. De beheerder is namelijk geen partij in deze. Zijn of haar persoonlijke mening is niet van belang. Wanneer een vergunning tot opgraving verleend is, is de begraafplaats(beheerder) verplicht te faciliteren dat er uitvoering aan de vergunning gegeven wordt. Dat houdt niet automatisch in dat hij het zelf moet uitvoeren, dat kan ook door een gespecialiseerd bedrijf gedaan worden.
  • Bijzondere begraafplaatsen moeten ook registeren wie rechthebbende op een particulier graf is. De overeenkomst ten aanzien van het grafrecht is bij een bijzondere begraafplaats een privaatrechtelijke overeenkomst. Die wordt gesloten tussen twee partijen, dus moeten beide partijen beschikken over de NAW-gegevens van de tegenpartij. Daarnaast schrijft de Wlb voor dat grafrecht alleen schriftelijk gevestigd kan worden, en dat de rechthebbende voor het verstrijken van de grafrechttermijn een verlenging hiervan moet aanbieden. Dat kan vanzelfsprekend alleen wanneer de NAW-gegevens vastgelegd zijn. De Wlb schrijft ook voor dat de belanghebbende op een algemeen graf geïnformeerd moet worden wanneer de uitgiftetermijn van het graf verloopt. Die informatiebrief kan alleen verzonden worden indien de NAW-gegevens geregistreerd zijn.

Al met al een hele opsomming, maar het proces van verlening van een vergunning tot opgraving lijkt ingewikkelder dan het is. Het is een kwestie van de juiste personen de juiste vragen stellen en op basis van de uitkomst hiervan een overwogen advies aan de burgemeester verstrekken. De burgemeester is uiteindelijk degene die besluit of de vergunning verleend wordt. Er zijn gemeenten waar dit middels de mandaatregeling bij een medewerker van de gemeente belegd is, maar dan wordt altijd namens de burgemeester vergunning verleend.

Wanneer via de mandaatregeling een medewerker bevoegd is om namens de burgemeester een vergunning tot opgraving te verlenen, is het altijd raadzaam op de burgemeester te informeren wanneer er een bijzonder verzoek ontvangen wordt. Denk hierbij aan de situatie wanneer de grafrechttermijn  nog niet verstreken is of wanneer vooraf duidelijk is dat er onmin binnen een familie is over wel of niet opgraven. De burgemeester kan dan zelf een besluit nemen.

IW jun22
2 augustus 2022