Rondom corona
© Wim CappersRondom corona
Laveren tussen dwang van het protocol en hang naar decorum
Door Wim Cappers
Begrafenissen ten tijde van de pestepidemie in Holland, prent uit 1722-1784
Sinds premier Rutte ons op 16 maart toesprak, is iedereen ervan doordrongen: corona vormt een serieus en langdurig probleem. De hoeveelheid besmettingen neemt gestaag toe. Maar hoe zit het met het aantal sterfgevallen? Medio maart was het dodental nog bescheiden maar nam voortdurend toe. De overheid beschouwde de uitvaartbranche niet als een vitale sector. Wat kunnen we verwachten? Hoe moeten we omgaan met overledenen en nabestaanden? Een duivels dilemma.
De overheid heeft het openbare leven tot stilstand gebracht om een onbeheersbare piek in de gezondheidszorg te voorkomen. Om het gevaar in te schatten, kijken we vooral om ons heen, naar China en met name Wuhan, waar het coronavirus zich vanuit een dierenmarkt verspreidde, en naar Italië en vooral Bergamo dat zwaar is getroffen en niet ver weg ligt. We kunnen ook achterom kijken. Hoe reageerde Nederland op eerdere epidemieën? De geschiedenis geeft stof tot nadenken. Ook kan een terugblik relativerend werken.
Gave Gods
Vroeger waren epidemieën schering en inslag, en dodelijker. De pest was zo’n gevreesde ziekte. De leefomstandigheden waren slecht en de medische kennis was gering. Rattenvlooien verspreidden de pest die eeuwen aanhield. In een pestjaar kon een kwart van de bevolking overlijden. Mensen klampten zich vast aan het geloof en ondergingen de ‘Gave Gods’ als straf voor hun zondige bestaan. De angst klinkt door in uitdrukkingen als ‘de pest in iets hebben’ en ‘iemand pesten’.
Welke maatregelen nam de overheid? In het pestjaar 1618 verbood het Amsterdamse stadsbestuur doodkisten met roeven. Die namen te veel ruimte in. Ook bepaalden overheden dat overledenen op vastgestelde uren en via de kortste route naar het graf in de kerk of op het kerkhof moesten worden gebracht. Sommige steden legden zelfs pestkerkhoven aan. De ruimte en de tijd voor de lijkbezorging werden kortom ingeperkt.
Malaria
Na het uitbreken van de Franse Revolutie in 1789 schaften de voorstanders van vrijheid, gelijkheid en broederschap begrafenisgewoonten als de katholieke mis, de naar rang en stand ingedeelde rouwstoet en het onhygiënische begraven in kerken af. Zij lieten de doden zonder nabestaanden op karren buiten de bebouwde kom in massagraven begraven.
Maar tegen dit radicale protocol zonder decorum rees protest. Onder Napoleon kwam in 1804 een compromis tussen de noodzaak van hygiëne en de behoefte aan ritueel tot stand. Een decreet verbood het begraven in kerken en verordonneerde de aanleg van buitenbegraafplaatsen. Ter bevordering van de lijkontbinding kreeg iedere dode een apart graf. Tegelijk werden missen, rouwstoeten en godsdienstige rituelen op aparte delen van begraafplaatsen toegestaan en mochten nabestaanden op graven gedenktekens plaatsen. Deze wet was ook in ons land van kracht.
Maar slechts tijdelijk, want Nederland was niet overtuigd van de noodzaak van deze dure maatregel. Zelfs niet, toen een commissie van genees- en scheikundigen in 1825 concludeerde dat de Nederlandse overheid dit Franse decreet opnieuw moest invoeren.
Dat veranderde, toen na het natte en warme voorjaar van 1826 in Noord-Nederland de gevreesde malaria uitbrak. In juni besmetten malariamuggen in de stad Groningen de eerste inwoners. De malaria, dat ‘slechte lucht’ betekent, werd eerst verzwegen om de bedrijvigheid niet te verstoren. Toen de ziekte in september verergerde, dwongen vrouwen en kinderen dokters hun zieken te bezoeken door voor hun koetsen te gaan liggen. Op het hoogtepunt had Groningen, dat 28.000 inwoners telde, 9.000 zieken; 2.000 inwoners ofwel (7% van de bevolking) stierven aan malaria.
De lijkbezorging zorgde voor grote problemen. De overheid verbood het naargeestige klokgelui tijdens begrafenissen. Van grafrust was nauwelijks sprake. Zo werden binnen enkele maanden op het noordelijk deel van het Noorderkerkhof 700 doden begraven. Daarom verbood de overheid per 1 december het begraven in kerken en beval de aanleg van buitenbegraafplaatsen. In augustus 1827 voerde de rijksoverheid het Franse decreet opnieuw landelijk in. In Groningen werden de doden al vanaf 1 oktober buiten de stad begraven. Ook was er ruimte voor decorum. De begraafplaatsen telden vijf klassen en de gegoeden konden op hun graven zerken leggen.
In 1832 werd Nederland getroffen door de volgende epidemie: de cholera. Deze nieuwe, uit Azië afkomstige ziekte verspreidt bacteriën via vervuild water, ontlasting en braaksel. Mensen stierven snel. De nog besmettelijke doden werden direct, mogelijk schijndood, begraven. Daarom verrezen er op begraafplaatsen tijdelijk schijndodenhuizen. Ook deze ziekte liet sporen na in onze taal. In een opwelling van boosheid zeggen we wel: ‘krijg de klere’. Dat is een verbastering van ‘cholera’.
Wetgeving
In de tweede helft van de negentiende eeuw werd de lijkbezorging een taak van de rijksoverheid. De liberale staatsman Thorbecke, zijn afbeelding was tijdens Ruttes toespraak zichtbaar, hanteerde daarbij als uitgangspunt dat artsen bij medische kwesties mogen adviseren maar uiteindelijk beslist de politiek. Deze taakverdeling is ook nu leidend.
In 1865 werd het Geneeskundig Staatstoezicht ingesteld, in 1869 verscheen de Begrafeniswet in het Staatsblad. Nadat een cholera- en een pokkenepidemie tienduizenden doden hadden opgeëist, vaardigde de overheid in 1872 de Wet op de besmettelijke ziekten uit. Elke begraafplaats moest een lijkenhuis hebben voor het opbaren van besmette doden. Tegenwoordig zijn deze gebouwtjes in gebruik als opslagplaats voor baren en gereedschap.
Daarnaast maakten gemeenten een eind aan onhygiënische toestanden door de aanleg van waterleiding en riolering. Mede dankzij de verwetenschappelijking van de medische zorg steeg sindsdien de gemiddelde leeftijd. Alleen de Spaanse Griep aan het eind van de Eerste Wereldoorlog kostte Nederland opnieuw tienduizenden doden.
Corona
Begin eenentwintigste eeuw worden we getroffen door de coronapandemie. De naam verwijst naar de krans van uitsteeksels rond het virus. In Nieuwsuur bevestigde Marion Koopmans, hoogleraar virologie, dat de helft van de Nederlandse bevolking, ruim acht miljoen mensen, besmet zal raken. De helft daarvan, vier miljoen, wordt ziek. Afhankelijk van onder meer de snelheid van de verspreiding, de leeftijdsopbouw en de ontwikkeling van een vaccin zal 1 tot 2% van de zieken overlijden. Dat zijn 40.000 tot 80.000 mensen. Er doen ook onheilspellender rekensommen de ronde. Wereldwijd zijn er medio maart volgens de Johns Hopkins University 200.000 geregistreerde besmettingen. Van hen zijn 8.000 mensen overleden. Dat is 4% van het totaal. De Volkskrant berekende op 17 maart dat de sterfte in het gunstigste geval onder de 10.000 personen ligt en in het ongunstigste geval op ruim 500.000!
Hoe dan ook, de uitvaartsector krijgt het de komende maanden en mogelijk jaren druk. Volgens het nieuwste protocol mogen maximaal dertig gezonde personen bij een uitvaart aanwezig zijn. Zij en de begraafplaatsmedewerkers moeten gepaste afstand tot elkaar houden, geen handen schudden en hoesten en niezen in de elleboog. Afscheidsbijeenkomsten worden bij voorkeur gestreamd. Condoleancebijeenkomsten, hapjes en drankjes zijn geschrapt.
Moslims hebben een apart probleem omdat zij geregeld kiezen voor een graf in hun geboorteland. Door het sluiten van grenzen is dat onmogelijk. Tijdelijk hier begraven is alleen al vanwege de hygiëne lastig omdat een snelle opgraving geen prettig karwei is. Wellicht is opbaring in grote koelruimtes een alternatief. Toen tijdens de Hongerwinter veel mensen stierven en rouwvervoer lastig was, is de Zuiderkerk in Amsterdam ingericht als mortuarium. Waarschijnlijk is de versnelde ingebruikneming van een deel van de geplande moslimbegraafplaats bij Zuidlaren de beste oplossing. (Corona gaf het laatste zetje, de crowdfunding voor de ‘grootste islamitische begraafplaats’ van West-Europa, in Zuidlaren, is rond.)
Deze terugblik laat zien dat ook de coronacrisis ernstig is maar qua dodenaantal zelfs in het ergste geval niet kan tippen aan vroegere epidemieën. Een streng en duidelijk gezondheidsprotocol maakt het mogelijk overledenen veilig te begraven. Alleen als de gezondheidssituatie het toelaat, is er ruimte voor enig decorum. Zo vormen begraafplaatsmedewerkers een vitale schakel in de strijd tegen corona.