Voorwoord: Zet die eerste stap
Een uitbundige border op begraafplaats Bergklooster. Foto: Bert Pierik
Begraven is veruit de meeste groene manier van lijkbezorging. De kisten, lijkhoezen en kleding van de overledenen zijn steeds beter afbreekbaar. Overblijfselen blijven óp de begraafplaats, van as weet je niet altijd waar dat blijft. En vaak zijn begraafplaatsen natuurrijke plekken die huisvesting en bescherming bieden aan insecten, vogels en (kleine) zoogdieren. In oude onderzoeken naar de milieuvriendelijkheid van de diverse vormen van lijkbezorging, wordt altijd het grondbeslag genoemd als belangrijkste reden waarom begraven niet milieuvriendelijk is (sommigen houden nog steeds vast aan dat argument). Ik heb dat nooit begrepen.
Er wordt daarbij volledig voorbij gegaan aan de andere functies van een begraafplaats: van plaats waar rouw kan worden verwerkt tot park waar rust kan worden gevonden en flora en fauna floreren. En laten we vooral ook niet vergeten dat deze groene plekken in dorp en stad alleen maar belangrijker worden om regenwater op te vangen, nu er door klimaatverandering steeds vaker regen in korte tijd op één plek valt. Daar kan geen crematorium of stenen urnenmuur tegenop. Trouwens, begraafplaatsen nemen een kleine 4.000 hectare van Nederland in beslag, dat is slechts 0,11 van de totale oppervlakte. Waar hebben we het dus over? We zouden beter kunnen pleiten voor méér begraafplaatsen.
Zoals Marie-Louise Meuris in dit nummer schrijft: de begraafplaatsen in ons land zijn 3.884 hectare vol kansen voor meer biodiversiteit. Want het kan altijd nóg groener. En zeker nog niet elke begraafplaats is zich bewust van alle ecologische kansen. Daarom dit themanummer. En daarom de studiedag Ecologisch groenbeheer die de LOB op 14 november organiseert. De Wet natuurbescherming die op 1 januari 2017 van kracht is gegaan, is gericht op bescherming van de biodiversiteit in Nederland. De mensen die in dit nummer aan het woord komen (diverse van hen spreken ook op 14 november) willen een stap verder gaan: de biodiversiteit vergróten. Zoals Eddy Schabbink, die zegt dat begraafplaatsen bij uitstek geschikte plekken zijn om daaraan mee te werken: “Het zijn kleine parken waar soortenrijkdom en verscheidenheid eenvoudig te verbeteren zijn.”
In Haaksbergen zijn ze daar al mee begonnen, door de aanleg van een apart natuurgedeelte. Rob Bruntink gaat er op bezoek, maar ontdekt al snel, samen met de voorzitter van het bestuur van de begraafplaats welke kansen nog allemaal onbenut blijven. Want het vraagt om kennis om ecologisch aan de slag te gaan; haal die kennis in huis. En hulpmiddelen, zoals de biodiversiteitsmeetlat. Luister ook naar anderen, zoals Bert Pierik, beheerder van begraafplaats Bergklooster in Zwolle en een van de sprekers op 14 november, die al sinds 2003 ervaring heeft met extensief en ecologisch beheer. Hij heeft er vorig jaar in dit blad vijf artikelen over geschreven. Lees ze terug!
Het is te veel werk, dat ecologische groenbeheer, hoor ik vaak. Pieriks reactie: “Vroeger werkten we met drie man fulltime. Nu – de begraafplaats is uitgebreid, dus groter geworden, en heeft meer graven – werken we met twee fulltimers en twee parttimers van 32 uur. Het gaat om de keuzes die je maakt, de aanschaf van andere machines en het bijstellen van je visie op onderhoud. Er is angst om van het oude en vertrouwde af te stappen en de controle te verliezen op die ‘wilde’ natuur; angst voor commentaar van nabestaanden, terwijl het verhaal goed uit te leggen is (we mogen géén gif meer spuiten); en angst om op bepaalde momenten behoorlijk aan de bak te gaan. Met een bosmaaier kun je de hele begraafplaats aan, bij wijze van spreken.”
Vertel de nabestaanden, de rechthebbenden van een graf, uw klanten, waarom u kiest voor ecologisch beheer en hoe ze daaraan mee kunnen werken door de juiste grafbeplanting te kiezen. Vertel ze over het bijenhotelmonument!
Zet die eerste stap naar ecologisch groenbeheer, naar meer groen, meer biodiversiteit. Zie het niet als dwang, omdat gif niet meer mag, zie juist alle kansen die het biedt! Komende generaties zullen u dankbaar zijn.
Anja Krabben, hoofdredacteur