Toerisme biedt kansen
© Anja KrabbenIn mei van dit jaar vond in hogeschool Inholland in Diemen een internationaal symposium plaats over ‘Dark Tourism’, een nog redelijk onbekend begrip in Nederland. Organisator was Karel Werdler. Hij doet onder andere onderzoek naar begraafplaatsen als toeristische attracties. Tijd voor een gesprek met Werdler.
Toerisme is ‘op reis gaan om dingen te zien’. Dark Tourism is ‘het reizen naar plekken die in verband staan met de dood, het lijden of het schijnbaar macabere.’ Dat zijn de begrippen waar wetenschappers die het toerisme wereldwijd bestuderen mee werken. Karel Werdler is een van hen. Hij is docent bij de opleiding toeristisch en vrijetijdsmanagement van de Hogeschool Inholland in Diemen en doet promotieonderzoek naar de mogelijkheden en beperkingen van Dark Tourism. Hij werkt aan een boek waarin alle vormen van Dark Tourism aan bod komen, het komt volgend jaar uit.
Dark Tourism is een nog redelijk onbekend begrip in Nederland, in Engeland is er al meer over gepubliceerd, onder andere door Philip Stone, professor aan de universiteit van Central Lancashire en directeur van het Institute of Dark Tourism Research (IDTR), dat in 2012 is opgericht. Werdler: “Stone heeft de definitie van Dark Tourism bedacht. En maakt hierbij een indeling van licht naar donker Dark Tourism. De donkerste vorm is het bezoeken van concentratiekampen zoals Auschwitz, de Killing Fields in Cambodja of het genocide museum in Rwanda. De lichtste vorm zijn de griezelattracties, zoals de Amsterdam Dungeon of het Torture Museum. Daar tussenin zitten de ‘battlefields’ en de begraafplaatsen.”
Werdler geeft toe dat de term Dark Tourism veel mensen niet zo aantrekkelijk in de oren zal klinken. “Veel mensen zullen zichzelf ook niet als ‘Dark Tourist’ herkennen. Ik ben tot nu toe nog maar twee keer iemand tegengekomen die volmondig zei ‘Ja, ik ben een Dark tourist.’ De ene was een dame die ik ontmoette in de Catacomben van Parijs en de andere, ook een dame, ontmoette ik tijdens de Jack the Ripper-walk in Londen. Beiden bezochten graag dat soort plekken. ‘De dood intrigeert mij,’ zeiden ze allebei.”
“Maar ook al zullen mensen zich niet snel zo noemen – bedenk daarbij wel de term nog niet zo bekend is –, opvallend is dat er wereldwijd veel belangstelling is voor plekken die met de dood te maken hebben. Voor ik ging studeren ben ik reisleider geweest. Mensen zeiden dan tegen me als we bijvoorbeeld in Parijs waren: ‘Ik wil naar Père Lachaise’. Zo ben ik er ook mee in aanraking gekomen. In India wil de toerist naar Varanasi en een lijkverbranding meemaken, in Indonesië wil men de graven van de Toraja zien op Sulawesi. Iedereen vindt het onderwerp interessant, want iedereen krijgt met de dood te maken.”
Verkeerde associatie
Ook plekken en steden zullen zichzelf niet graag als ‘Dark’ willen betitelen. “Het heeft een verkeerde associatie. Steden zullen zichzelf nooit zo afficheren. Ik gebruik de term liever ook uitsluitend in academische zin, en daarbuiten zo min mogelijk. Mijn promotieonderzoek is een vergelijkend onderzoek tussen Amsterdam, Barcelona en Berlijn. Daar moet uitkomen in hoeverre het concept Dark Tourism bruikbaar is voor toerisme.”
Als je kijkt naar de definitie van Dark Tourism, ‘het reizen naar plekken die in verband staan met de dood’, dan lijken begraafplaatsen daar helemaal onder het vallen. Toch is het bezoek aan begraafplaatsen in veel gevallen weinig ‘dark’ te noemen. “Er zijn een aantal motivaties te noemen waarom mensen naar begraafplaatsen gaan. Vanwege de bekende mensen die er liggen, de kunst, de historie – ‘je loopt door een geschiedenisboek,’ zeggen ze dan. Vanwege de stilte en rust en op een dieper niveau, vanwege de contemplatie, je kunt er niet alleen nadenken over de dood maar ook over het leven. En ten slotte, zoals ik vroeger, om er naar vogeltjes te kijken, of vanwege de bomen, de mossen; kortom, vanwege de natuur.”
Dat valt niet allemaal onder Dark Tourism, maar wel onder toerisme. “Als jij puur vanuit je funeraire interesse naar een begraafplaats in Almere gaat, om te kijken hoe men daar met de doden omgaat en om te zien hoe een begraafplaats in een redelijk, jonge gemeente zich ontwikkelt en je moet ervoor op reis, dan ben je een toerist. Ook al is het in eigen land.”
Nu zullen de Nederlandse begraafplaatsen nooit zo populair worden als Père Lachaise. “Toerisme is mogelijk op Nederlandse begraafplaatsen, maar dat zal niet sterk internationaal zijn. Of je moet als buitenlandse bezoeker die speciale aandacht voor begraafplaatsen hebben. We hebben prachtige begraafplaatsen, zoals Zorgvlied en De Nieuwe Ooster, maar de mensen die er liggen zijn interessant voor de Nederlandse. bezoeker. Wie Oscar Carré was, zegt de buitenlander niets. Herman Brood ook niet. Terwijl op Père Lachaise wel beroemdheden liggen die internationaal tot de verbeelding spreken. Dat ontbreekt bij ons.”
Een verhaal
Toch is toerisme een kans voor begraafplaatsen om jezelf ‘beter in de markt te zetten’, daar twijfelt Werdler niet aan. “Je ziet ook dat begraafplaatsen steeds meer in de gaten krijgen dat ze toeristisch interessant zijn. Vervolgens moeten ze dan zelf de beslissing of ze dat willen of niet.”
En als ze dat willen, het toerisme dan ook zelf stimuleren? “Ja, dat zie ik bij veel leden van de Association of Significant Cemeteries in Europe (ASCE). Maar ook daarbuiten. Veel begraafplaatsen organiseren al activiteiten. In Wenen, Berlijn, maar ook De Nieuwe Ooster en Westerveld. En waarom wil je dat doen? Omdat het relevant is om je als begraafplaats te blijven manifesteren. Niet alleen om mensen te trekken, maar ook omdat begraafplaatsen de bewakers zijn van erfgoed, zowel het materiële als het immateriële erfgoed.”
Feitelijk gebeurt dat al heel lang. “Toen Père Lachaise werd opgericht, zei de beheerder: ‘ik wil de lichamen van Abélard en Héloise hier hebben. Dat gebeurde en dat maakte de begraafplaats direct aantrekkelijker voor mensen, zowel om er begraven te worden als om het te bezoeken. Natuurlijk, je hoort ook kritiek op begraafplaatstoerisme. Is het wel ethisch verantwoord, vraagt men dan. Uiteraard is de eerste taak van begraafplaatsen: het begraven. Je moet er dus ook voorzichtig mee zijn. Maar, je bent ook bewaarder van het erfgoed. En je kunt dat erfgoed alleen beschermen als er aandacht voor is.”
Maar dan nog hoeven begraafplaatsen niet te vrezen dat ze platgelopen zullen worden. Père Lachaise is een uitzondering. “Barcelona heeft de beroemde begraafplaats Montjuic, tegen de gelijknamige heuvel aan gelegen. Tegenwoordig is daar ook het al langer bestaande museum van funeraire rijtuigen te vinden, de ‘Collecció Carrosses Funèbres’. Maar mensen die twee dagen in Barcelona zijn, gaan naar de bekendste attracties. Je moet het dus van herhaalbezoekers hebben, voor hen zal het bezoek aan de begraafplaats en het funeraire rijtuigenmuseum een dimensie toevoegen aan hun beleving van de stad.”
Zo kunnen terugkerende buitenlandse toeristen ook in Amsterdam een mooie funeraire ervaring opdoen – op De Nieuwe Ooster, bijvoorbeeld. “Er staan een aantal prachtige monumenten, zoals het grafmonument van Thérèse Schwartze. Het graf van Van Heutsz is geschiedkundig interessant en de graven van de Roma zijn echt bijzonder. Maar je moet er een verhaal bij hebben. Een verhaal is essentieel voor toerisme. Een goed voorbeeld is een bronzen beeld op Moscowa in Arnhem waar een kogelgat in zit, dat dateert uit de oorlog. Daar kun je een heel verhaal bij vertellen.”
Wil je het juist wel iets ‘darker’ maken, dan kun je een spooktocht organiseren over je begraafplaats. “Dat gebeurt in Spanje.” Dat zal hier misschien niet zo snel gebeuren, maar dat hoeft ook niet om toeristen te trekken. En Werdler wil begraafplaatsen graag op het hart drukken: “Wees niet bang voor toerisme. Toerisme biedt kansen. Er is niets slechts aan toerisme, er zijn wel slechte toeristen. Ik vertel ook altijd aan mijn studenten als ze voor onderzoek naar een begraafplaats gaan: bedenk eens dat jij je moeder aan het begraven bent en er komt een bus Japanners uit en die begint te fotograferen; wat vind je daarvan?”