Strooivelden: wat kan en wat mag?
Crematie neemt toe, dus steeds meer kleine begraafplaatsen kiezen voor een strooiveld. Dat is vrij eenvoudig te regelen. Als je je aan een maximum aantal verstrooiingen per jaar houdt, is onderhoud van het terrein noch nodig, noch wettelijk verplicht.
Voor de duidelijk allereerst dit: de aanleg van een strooiveld is niet verplicht. De houder van een begraafplaats, of dat nu een gemeente of een kerkbestuur is, mag zelf beslissen of verstrooiing van as
op de begraafplaats wordt toegestaan. Wie wel een strooiveld wil aanleggen op de begraafplaats, heeft een vergunning van burgemeester en wethouders nodig.
Bij het afgeven van een vergunning (op grond van artikel 66b van de Wet op de lijkbezorging) voor een strooiveldkunnen burgemeester en wethouders aangeven hoeveel verstrooiingen per jaar per hectare mogen plaatsvinden. Dat geldt niet alleen voor particuliere begraafplaatsen, ook voor de eigen gemeentelijke begraafplaats moet een vergunning worden afgegeven.
In de ‘Inspectierichtlijn lijkbezorging’ uit 1999 van de Inspectie voor de Milieuhygiëne (later de VROM-Inspectie) werd op basis van onderzoek van het RIVM een advies gegeven over de normen die de gemeente kan hanteren. Bij een laag aantal verstrooiingen zijn geen extra maatregelen nodig, bij een hoog aantal verstrooiingen wel.
De adviestaak van de VROM-Inspectie inzake de Wet op de lijkbezorging is sinds 1 januari 2010 vervallen, maar gemeenten doen er verstandig aan om de normen te blijven hanteren. Toegestaan is één van de volgende vier mogelijkheden:
1. Maximaal 90 verstrooiingen per hectare per jaar, zonder dat aanvullende maatregelen nodig zijn. Hierbij wordt uitgegaan van de eenvoudige beheerswijze dat de belasting van de bodem niet groter is dan de opname door en de afvoer via de aanwezige begroeiing.
2. Maximaal 370 verstrooiingen per hectare per jaar. Hierbij worden één keer per 25 jaar controlemetingen geëist ter bepaling van de verspreiding van verontreinigende stoffen naar het milieu.
3. Maximaal 3.200 verstrooiingen per hectare per jaar. Hierbij dient de as weer verwijderd te kunnen worden van de bodem. Tevens worden eens per 5 jaar controlemetingen verricht ter bepaling van de verspreiding van verontreinigende stoffen naar het milieu.
4. Boven de 3.200 verstrooiingen per hectare per jaar dienen er zodanige isolerende maatregelen te worden getroffen dat op geen enkele wijze as in de bodem kan geraken. Dan gaat het om isolatie van de onderliggende bodem. Bij een zeer zwaar gebruik wordt geadviseerd gebruik te maken van wisselvelden. Dan wordt eerst een aantal jaren veld A gebruikt en vervolgens veld B, waarna veld A tien jaar lang niet meer gebruikt wordt. Maatregelen zoals het omwoelen van de bovenlaag of zelfs het afvoeren en ‘reinigen’ van de bovenlaag worden niet voorgesteld. Wel om bij zeer zwaar gebruik om de 5 of 25 jaar controlemetingen te verrichten.
Bij het onderzoek van het RIVM en bij deze normen is rekening gehouden met de belasting van het grondwater. Die is zo minimaal, dat alleen bij meer dan 3.200 verstrooiingen per hectare per jaar
isolerende maatregelen moeten worden genomen. Dat komt voor zover ik weet in heel Nederland bij begraafplaatsen niet voor.
Hele terrein meerekenen
Als de begraafplaats een oppervlakte heeft van bijvoorbeeld 1 hectare, kunnen er zonder meer 90 verstrooiingen plaatsvinden. Als de begraafplaats een oppervlakte van 5 hectare heeft, kunnen er 5 x 90 is 450 verstrooiingen plaatsvinden zonder dat controlemetingen en dergelijke nodig zijn. Pas als op een terrein van bijvoorbeeld 5 hectare meer dan 16.000 (5 x 3.200) verstrooiingen plaatsvinden, moet het terrein worden geïsoleerd. Wel is het zaak om de hele begraafplaats, en niet slechts een klein veldje, in de vergunning ex artikel 66b Wlb op te nemen. Dan telt het hele terrein mee voor de norm, ook als slechts op een beperkt deel gestrooid wordt. Als je een (te) klein terrein aanwijst van 10 bij 10 meter (100 vierkante meter) dan zou je er theoretisch niet eens 1 per jaar mogen doen. Althans
niet zonder aanvullende maatregelen ter bescherming van de bodem. Dat is niet de bedoeling van de regelgeving. Je mag het hele terrein van de begraafplaats meerekenen.
Uiteraard is het verstandig om het verstrooien van as zo veel mogelijk te spreiden. En het niet geconcentreerd op een klein strooiveldje te verstrooien, dat is beter voor de opname van de as in de grond. En daar heeft de begraafplaatshouder zelf de hand in. Door het verstrooien van as in en op een graf toe te staan, bijvoorbeeld. Daarmee wordt een deel van de as vanzelf over een groter deel van het terrein gespreid. Voor een verstrooiing in aanwezigheid van familie is het raar om de as ergens in een hoekje van de begraafplaats weg te moffelen. Maar als er zonder familie verstrooid wordt, is er niets op tegen om de as op een ander deel van de begraafplaats te verstrooien. Je kunt dat ook onzichtbaar
doen, door een ondiep kuiltje te graven en de as daar in te spreiden. De as wordt vanzelf door de bodem opgenomen, maar is voor het publiek niet zichtbaar.
Om een strooiveld in de vorm van een herkenbaar grasveldje in te richten heeft toch vooral een psychologische reden; het ziet er vriendelijk uit en is voor nabestaanden een herkenbare plek. Maar
je kunt het feitelijk net zo goed ergens onder wat struiken doen, als het maar op de begraafplaats is.
In het register van de begraafplaats hoeft ook alleen opgenomen te worden op welke datum wiens as op de begraafplaats verstrooid is, maar niet precies op welke plek. Overigens is het ook altijd verstandig om bij verstrooiing in aanwezigheid van familie de as ruim over een groot aantal
vierkante meters te verstrooien, zodat er geen duidelijk aanwijsbaar plekje is waar de as geconcentreerd is. Soms hebben nabestaanden toch de neiging om van zo’n plek een herdenkingsplek te maken, met monument en al. Dat is niet de bedoeling van verstrooiing. Als men behoefte heeft aan een herdenkingsplek, dan moet men in of op een graf verstrooien; alleen dan heeft men die eigen plek. Het is raadzaam dit altijd duidelijk vooraf aan de nabestaanden kenbaar te maken, liefst ook schriftelijk.