Ruimte voor de dood

De toename van het aantal sterfgevallen stelt de uitvaartbranche en beheerders van begraafplaatsen en crematoria voor uitdagingen en onzekerheden. Het aantal uitvaarten zal zonder meer toenemen. Maar waar vinden die uitvaarten plaats? Blijft er in Nederland voldoende, geschikte en betaalbare ruimte voor begraven? Zal de huidige verhouding tussen begraven en cremeren hetzelfde blijven? Economisch geografen Paul van Steen en Piet Pellenbarg deden onderzoek naar de ‘geografie van de dood’: de regionale verschillen in geschiktheid en beschikbaarheid van begraafplaatsen, alsmede de ruimtelijke variaties in grafkosten.

Ruimte voor de dood

© Drs. Paul van Steen en dr. Piet Pellenbarg

De toename van het aantal sterfgevallen stelt de uitvaartbranche en beheerders van begraafplaatsen en crematoria voor uitdagingen en onzekerheden. Het aantal uitvaarten zal zonder meer toenemen. Maar waar vinden die uitvaarten plaats? Blijft er in Nederland voldoende, geschikte en betaalbare ruimte voor begraven? Zal de huidige verhouding tussen begraven en cremeren hetzelfde blijven? Economisch geografen Paul van Steen en Piet Pellenbarg deden onderzoek naar de ‘geografie van de dood’: de regionale verschillen in geschiktheid en beschikbaarheid van begraafplaatsen, alsmede de ruimtelijke variaties in grafkosten.

Nederland zal, net als de meeste andere West- Europese landen, de komende decennia steeds sterker de gevolgen ondervinden van de vergrijzing. Het aantal 65-plussers in ons land zal stijgen van ruim 2,3 miljoen nu (14% van de bevolking) tot 4 miljoen (20 tot 25% van de bevolking) kort na 2035. Deze groep zal gemiddeld ouder worden, dankzij de toegenomen aandacht voor een gezonde levenswijze, vooruitgang in de medische wetenschap en de bredere, tijdige toepassing van medische zorg en hulpmiddelen. Op dit moment is de resterende levensverwachting van een 65-jarige man ruim 15 jaar en van een 65-jarige vrouw bijna 20 jaar. De toename van de levensverwachting kan niet voorkomen dat het de afgelopen twintig jaar. Bevolkingsprognoses voor de verdere toekomst laten zien dat het aantal sterfgevallen kan stijgen van 137.000 per jaar in 2005 tot 225.000 in 2050. Dat is een stijging van maar liefst 65%, terwijl de totale bevolking van Nederland in hetzelfde scenario zal toenemen met slechts 4%.

Begraafplaatsen
Het precieze aantal begraafplaatsen in ons land is niet bekend. Het Centraal Bureau voor de Statistiek houdt het op ruim drieduizend: 3012. Anderen noemen aantallen van vier- of vijfduizend. De totale oppervlakte aan begraafplaatsen in ons land bedraagt 3990 hectare. Dit komt neer op 0,12% van het landoppervlak. Het totaal aantal nog in gebruik zijnde graven wordt geschat op 2 miljoen (door de ‘Evaluatie Inspectierichtlijn’ uit 2002). De meeste van deze graven bevatten twee of drie lijken. Als we aannemen dat deze graven samen de overblijfselen van ruwweg 4 miljoen mensen bevatten, dan kan de dode bevolkingsdichtheid voor ons land worden geschat op 100.000 lichamen per vierkante kilometer begraafplaats. Het marktaandeel van de 1800 gemeentelijke begraafplaatsen is fors: zij bevatten 75 tot 80% van alle graven.

De ruimtelijke spreiding van begraafplaatsen is een afspiegeling van de ruimtelijke variaties in nederzettingspatronen en bevolkingsdichtheid. Gebieden met veel kleinere en middelgrote nederzettingen hebben door de bank genomen veel kleine begraafplaatsen; gebieden met grotere steden tellen verhoudingsgewijs minder, maar wel grotere begraafplaatsen. Zo wordt de provincie Friesland gekenmerkt door een nederzettingspatroon met overwegend kleinere dorpen en plaatsen. Bijna alle Friese plaatsen hebben hun eigen begraafplaatsen – vaak één of twee gemeentelijke, en daar bovenop nog één of meer kerkelijke begraafplaatsen. Een inventarisatie van begraafplaatsen in de drie noordelijke provincies laat zien dat Friesland 463 begraafplaatsen heeft op een totaal van 650.000 inwoners, tegenover een gezamenlijk totaal van 388 begraafplaatsen in Groningen en Drenthe (waar in totaal ruim één miljoen mensen wonen). In dichtbevolkte en -bebouwde gebieden, zoals delen van de Randstad, hebben begraafplaatsen last van de ruimtedruk, die tot uitdrukking komt in hogere grondprijzen en beperkte uitbreidingsmogelijkheden. Een en ander wordt nog versterkt door de in 1991 doorgevoerde wijziging in de Wet op de lijkbezorging. Tot 1991 konden eigen- of familiegraven na een periode van 10 jaar worden geruimd, tenzij de nabestaanden gebruik maakten van hun recht om de periode van grafrecht te verlengen.
Sinds 1991 is de minimale periode 20 jaar. In de praktijk kennen veel begraafplaatsen veel oudere graven, waarvoor geen grafrechten of onderhoudsbetalingen meer worden geïnd. Soms ontbreekt de noodzaak om deze oudere graven te ruimen, bijvoorbeeld wanneer de begraafplaats nog voldoende ruimte biedt voor de aanleg van nieuwe grafvelden. In andere gevallen bestaat er een zekere weerzin tegen het ruimen van graven – uit piëteitsgevoelens, omdat het lastig is om nabestaanden op te sporen, of uit vrees dat de begraven lichamen nog niet geheelontbonden zijn.

Gravendruk
Al met al vertoont de beschikbare capaciteit op begraafplaatsen in ons land sterke regionale verschillen. De capaciteit hangt samen met de hoeveelheid nog niet benutte ruimte op de begraafplaats, de mogelijkheid om overledenen bij te plaatsen in bestaande familiegraven en tenslotte de mate waarin oudere graven geruimd kunnen worden. In de afbeelding is de begraafcapaciteit in elke regio in kaart gebracht door het totaal aantal overlijdensgevallen grondoppervlakte van begraafplaatsen. Voor Nederland als geheel was één hectare begraafplaats beschikbaar voor elke 34 overledenen. In de Noordelijke provincies en in Zeeland is echter aanmerkelijk meer ruimte beschikbaar: één hectare voor 20 of minder overledenen. In delen van Noord- en Zuid-Holland, alsmede in het gebied rondom Tilburg, is daarentegen sprake van een relatieve krapte. Daar vinden we maar één hectare begraafplaats per 50 of meer sterfgevallen. Het kaartbeeld laat zien dat de Randstad, Noord- Brabant en Midden- en Zuid-Limburg een hoge ‘gravendruk’ kennen; de begraafplaatsen zullen er eerder in ruimtenood komen dan in het Noorden en Oosten van ons land.
In onderstaande tabel is de ‘gravendruk’ op een andere manier berekend. Voor iedere inwoner van Groningen is bijna 6 m2 begraafplaatsruimte beschikbaar, tegenover minder dan 2 m2 in Zuid-Holland, Noord-Brabant, Noord-Holland en Flevoland.

De twee rangordelijsten voor de bevolkingsdichtheid en de hoeveelheid begraafplaatsruimte komen sterk overeen. Er is weinig ruimte op begraafplaatsen in provincies met een hoge bevolkingsdichtheid, en omgekeerd. De enige uitzondering is Flevoland. De lage hoeveelheid begraafplaats per inwoner in deze provincie, slechts 1 m2, is te verklaren door de relatief jonge bevolkingsopbouw.

Bodemgesteldheid
Van oudsher hebben we in Nederland moeite gehad met het vinden van geschikte locaties voor begraafplaatsen. Al in 1829 werd de eerste wet aangenomen die bepaalde dat nederzettingen met meer dan duizend inwoners moesten zorgdragen voor begraafplaatsen buiten de bebouwde kom. Maar veel dorpen en steden wisten uitstel te krijgen. Zo ook Amsterdam, dat met succes aanvoerde dat de drassige bodemgesteldheid in grote delen van het buitengebied het onmogelijk maakte om snel en goedkoop nieuwe begraafplaatsen aan te leggen. Historisch gezien zijn de nederzettingen in ons land op de best mogelijke, vaak ietwat hoger gelegen locaties in het landschap gesticht. Latere uitbreidingen, inclusief de naar het buitengebied verbannen begraafplaatsen, moesten het stellen met ‘tweede keuze’ locaties.

Twee aspecten van de bodemgesteldheid zorgen in Nederland voor problemen. Allereerst de grondwaterspiegel. Hoge grondwaterstandenvertragen het ontbindingsproces. Volgens de ‘Evaluatie Inspectierichtlijn’ uit 2002 hebben slechts een paar gebieden in Nederland een natuurlijke grondwaterspiegel van 80 cm. of lager. Dit niveau is het niveau dat de Wet op de lijkbezorging uit 1991 voorschrijft. De geschikte gebieden zijn te vinden in gebieden boven het zee- en rivierwaterniveau in de Veluwe, Zuid-Limburg, delen van Noord-Brabant, Overijssel, Utrecht en Drenthe, en het duinengebied langs de Noordzeekust. In het overgrote deel van Nederland moe(s)ten echter aanvullende maatregelen worden genomen om het grondwaterniveau op begraafplaatsen laag te houden. Veel begraafplaatsen zijn – al van oudsher – opgehoogd of voorzien van drainagesystemen. In andere gevallen worden in algemene graven niet de maximum toegestane drie grafkisten boven elkaar geplaatst. Een direct gevolg hiervan is dat dergelijke begraafplaatsen meer ruimte nodig hebben.
Een tweede aspect van de bodemgesteldheid dat invloed uitoefent op de geschiktheid van locaties als begraafplaats is de bodemsoort. De zandgrondgebieden in Drenthe, Overijssel, Gelderland, Limburg en Noord-Brabant zijn geschikt. Zand laat meer zuurstof toe, wat het ontbindingsproces bevordert. In andere landsdelen, met name de dichtbevolkte Randstad en verder Zeeland, Flevoland en grote delen van Friesland, bestaat de ondergrond uit klei of veen. Het lagere zuurstofgehalte in deze bodemsoorten vertraagt het ontbindingsproces.

Veel begraafplaatsen moesten daarom zand aanvoeren als ondergrond of om de begraafplaats op te hogen. Begraafplaatsen gelegen op locaties met een hoge grondwaterstand en/of een minder goede bodemstructuur kiezen er vaak noodgedwongen voor om de minimale grafrustperioden te verlengen om er zeker van te zijn dat er volledige lijkontbinding plaats vindt.

Betalen voor begraven
Al met al zijn veel locaties in Nederland alleen met aanvullende uitgaven en ingrepen geschikt gemaakt en te maken als begraafplaats. Ook het onderhoud van begraafplaatsen is duur. Veel begraafplaatsen hebben te maken met hogere uitgaven dan inkomsten. Voor een deel komt dit omdat er geen actief en strikt ruimingbeleid is: veel graven blijven intact en blijven onderhouden worden door en op kosten van de gemeenten. Veel gemeenten en begraafplaatsen hebben nu te maken met budgetperikelen. Een oplossing voor veel gemeenten zou zijn om de begrafeniskosten en de grafrechten te verhogen tot kostprijsniveaus. Dit is echter gemakkelijker gezegd dan gedaan. Juist in de afgelopen jaren hebben de resultaten van het jaarlijkse Monuta grafkostenonderzoek laten zien dat er flinke regionale verschillen bestaan tussen de in rekening gebrachte tarieven voor de begrafenis, de grafrechten en de vergunningen voor grafmonumenten. Het gaat hier om meer dan verschillen tussen de ‘periferie’ en de Randstad. Binnen elke provincie zijn gemeenten met relatief hoge grafkosten en gemeenten met relatief lage grafkosten te vinden. De door Monuta gepubliceerde grafkostencijfers vertonen overigens nauwelijks verband met de grondwaterstanden of de bodemsoorten. Grafkosten zijn niet lager in gebieden met een geschikte grondwaterstand; veel gemeenten met een zandondergrond hebben hoger dan gemiddelde grafkosten. Met een beetje goede wil kan het zuidoosten van ons land als uitzondering worden gezien: veel gemeenten met een zandondergrond hebben er lager dan gemiddelde grafkosten.

Crematie als alternatief?
Zouden inwoners van plaatsen met hoge grafkosten, of hun nabestaanden, er de voorkeur aan geven om de begrafenis te verplaatsen naar een naburige gemeente waar de grafkosten veel lager liggen? Zijn begrafenisondernemers bereid hun cliënten te wijzen op deze ruimtelijke variaties in grafkosten? De Nederlandse wetgeving schrijft niet voor dat inwoners begraven zouden moeten worden in hun laatste woonplaats. Helaas zijn er geen gegevens voorhanden om vast te stellen óf, en zo ja in welke mate, er in Nederland sprake is ‘lijkmigratie’ of ‘graftoerisme’ – het prijsbewust uitzoeken van een gemeente of begraafplaats met lagere begrafeniskosten en grafrechten. Wij verwachten echter wel dat dit, mede gelet op de toegenomen verhuismobiliteit van de generaties geboren na de Tweede Wereldoorlog, in toenemende mate gaat plaatsvinden. Migratie van overledenen naar andere gemeenten vindt wel plaats wanneer gekozen wordt voor crematie, om de simpele reden dat niet elke gemeente in ons land een crematorium huisvest. In 2005 telde Nederland in totaal 63 crematoria, met tezamen meer dan 110 ovens. De afgelopen jaren worden crematies meer en meer gezien als goedkoop alternatief voor de scherpe prijsstijging van begrafenissen. Met een prijs van € 725,- tot € 1000,- zijn crematies inderdaad sterk concurrerend. Het aandeel van de crematies is de afgelopen decennia langzaam aan gestegen, ten koste van het aandeel van begrafenissen. In 2003 was het aantal crematies voor het eerst in de Nederlandse geschiedenis groter dan het aantal begrafenissen. In veel Europese landen ligt het percentage crematies al langere tijd veel hoger dan in ons land, zoals 76% in Tsjechië en Zwitserland, 71% in Denemarken en Groot Brittannië en 70% in Zweden. In weer andere landen is het aandeel van de crematies nog beperkt: Ierland (5%), Italië (7%), Spanje (12%) en Frankrijk (19%). De keuze voor begraven of cremeren hangt, zoveel is duidelijk, sterk samen met sociaalculturele factoren.

De uitvaartsector: een groeibriljant
De uitvaartsector wordt booming business. De groei van het aantal sterftegevallen tot 225.000 in 2050 zal garant staan voor een sterke groei van de werkgelegenheid. Die groei heeft zich echter ook al in de afgelopen 10, 15 jaar voltrokken. De totale werkgelegenheid ontwikkelde zich de afgelopen jaren van 3000 banen in 1995 tot 5000 banen in 2004, in een periode waarin het aantal sterftegevallen zo goed als stabiel was. De groei van de uitvaartsector laat duidelijk zien dat de Nederlandse samenleving meer tijd, zorg, aandacht en – daarom – geld uitgeeft aan uitvaarten. Nu het aantal sterfgevallen de komende decennia sterk zal gaan toenemen, en begrafenissen duurder zullen worden omdat steeds meer gemeenten werkelijke kostprijzen voor begrafenissen en onderhoud van begraafplaatsen zullen gaan berekenen, mag verwacht worden dat het aantal crematies zowel relatief als absoluut sterk zal gaan toenemen. In 2006 was het al zo dat in nog maar 80 van de 458 gemeenten de kosten van een standaardbegrafenis lager uitvielen dan de prijs voor de duurste crematieplechtigheid (exclusief kosten uitvaartondernemer). In combinatie met de beperkte capaciteit van veel begraafplaatsen en de beperkte (financiële) mogelijkheden om bestaande begraafplaatsen uit te breiden of nieuwe begraafplaatsen aan te leggen, zou zelfs kunnen worden verondersteld dat gemeenten een ontmoedigingsbeleid voor begraven moeten gaan voeren – met prijs als een belangrijk, maar ook krachtig beleidsinstrument. Hiermee wil nog niet gezegd zijn dat begraafplaatsen of graven uit het Nederlandse landschap zullen of zouden moeten verdwijnen. Graven en begraafplaatsen vervullen belangrijke functies in onze samenleving, niet in de laatste plaats als herinneringsplek of rouwplek. Toch hebben zich de afgelopen jaren ook hiervoor alternatieven ontwikkeld. Op zeer kleine schaal is een trend ingezet van begraven op eigen terrein. Sinds een aantal jaren neemt het aantal bermmonumenten sterk toe. Ook worden de overblijfselen van gecremeerde familieleden of geliefden meer en meer in een urn mee naar huis genomen of op speciale urnvelden begraven. Tot slot mag de rol van internet niet onvermeld blijven: virtuele rouwof herinneringsplekken zijn sterk in opkomst. Daarmee neemt internet een deel van de functie van begraafplaatsen over: internet als een plek waar mensen naar toe gaan om, op momenten dat het hen uitkomt en niet gehinderd door openingsuren en sluitingstijden, bij hun overleden dierbaren te zijn. Niet ondenkbaar is, dat de behoefte aan graven en begrafenissen in de niet-virtuele wereld hierdoor wordt verminderd. De tijd zal het leren. ?